Inleiding
De inspiratie voor dit blogbericht kwam voort uit recente nieuwsberichten
over hoe anti-pestcampagnes op school moeten worden ingericht. Hoewel pesten
een oud probleem is, blijft het een actueel thema dat steeds uitbreidt en
complexer wordt als gevolg van de digitalisering van onze maatschappij. Allereerst
heeft het toenemende gebruik van sociale media door kinderen gezorgd voor een
nieuwe vorm van pesten, namelijk cyberpesten. Op sociale media kunnen grenzen
al snel vervagen door het gebrek aan persoonlijk contact waardoor minder
nagedacht wordt over de gevolgen van pesten. Cyberpesten is al lang niet nieuw
meer, het gebruik van technologie om pesten te voorkomen en aan te pakken in
het onderwijs – of alleszins het onderzoek naar de effectiviteit daarvan – is dat
wel.
Welke rol speelt technologie in dit verhaal en hoe kan
technologie worden ingezet voor preventie en aanpak van cyberpesten? Enkele
tips vond ik in het platformartikel van Etienne van der Woude op ICTnieuws.nl.
In het hoofdstuk ‘On technology against cyberbullying’ van het boek ‘Minding
Minors Wandering the Web: Regulating Online Child Safety’ geschreven door van
der Zwaan, Dignum, Jonker en van der Hof (2014) vond ik meer wetenschappelijke
onderbouwing voor dit thema. Mijn keuze voor dit onderwerp valt niet ver te
zoeken: als psycholoog besteed ik graag aandacht aan het sociaal-emotionele welbevinden van leerlingen
als voorwaarde om te kunnen leren en presteren op school.
Samenvatting artikels
Cyberpesten wordt net
als pesten gekenmerkt door het herhaaldelijk stellen van agressief gedrag
of het intentioneel kwetsen van iemand
voor een langere periode waarbij de macht in de interpersoonlijke relatie
ongelijk is verdeeld (Olweus, in van der Zwaan et al., 2014). Bij cyberpesten
dragen volgende kenmerken bij aan de hardnekkigheid van het pesten: de pesters
kunnen anoniem blijven, ze worden niet geconfronteerd met de gevolgen van het
pesten, het pesten kan 24/7 plaatsvinden, het verspreiden van pestberichten
gebeurt snel, is zichtbaar voor veel mensen en heeft een permanent karakter.
Rekening houdend met
deze kenmerken vinden van der Zwaan et al. (2014) dat technologie tegen
cyberpesten dan ook de volgende eigenschappen moet hebben:
·
geschikt voor verschillende soorten van
cyberpesten en verschillende soorten media
·
gebruik maken van ‘peer’ contact
·
gezien het 24/7 karakter van cyberpesten
‘realtime’ ondersteuning bieden
·
vrijwillig gebruik
·
beschermen van de gebruiker zijn privacy
·
beschermen van de gebruiker zijn
vrijemeningsuiting
Enkele voorbeelden van
technologieën zijn: filtersoftware, monitorsoftware, blokkeren van ongewenste
contacten, rapporteren indien ongewenste of illegale inhoud wordt bekeken,
verifiëring van leeftijd en identiteit enz. De meest interessante tool echter
is de educatieve technologie. Een voorbeeld hiervan is ‘FearNot! van Paiva et
al. (2005) waarin virtuele karakters pestscenario’s naspelen en het slachtoffer
om raad komt vragen bij de leerling waardoor sociaal en emotioneel leren gestimuleerd
wordt. Een studie naar de effectiviteit van zulk programma wijst echter niet op
een verandering van risicogedrag op het internet.
Van der Zwaan en
collega’s (2014) concluderen in hun hoofdstuk over het nut van technologie
tegen cyberpesten dat technologie om veiligheid op het internet te garanderen
vooral gericht is op het blokkeren van toegang tot bepaalde websites of het
vermijden van schadelijke contacten. Het gaat dus om restrictieve technologie.
De focus ligt voornamelijk op de risico’s die verbonden zijn met
internetgebruik en niet zozeer op het verhinderen van cyberpesten. Met
blokkeren van toegang is er geen oog voor empowerment van leerlingen in het
omgaan met cyberpesten. Van der Zwaan et al. (2014) wijzen dan ook op de
educatieve mogelijkheden die ontstaan in een pestsituatie en waarbij
technologie ondersteunend kan werken. Educatieve technologie zoals FearNot! zou
hier een antwoord op kunnen bieden.
Het artikel van Etienne van der Woude geeft volgende tips
mee voor de IT-afdeling om cyberpesten te voorkomen:
1. Scholieren
zouden op school geen toegang mogen hebben tot hun favoriete apps (bv. sociale
media) die platform kunnen zijn voor pesterijen.
2. Versleutelde
content moet gefilterd worden zodat cyberpesters de techniek van SSL niet
zouden misbruiken om ongezien te kunnen pesten.
3. Het
schoolnetwerk zou moeten worden opgesplitst in een gedeelte toegankelijke voor
leerlingen en een gedeelte met vertrouwelijke informatie. Een veilige scheiding
tussen netwerksegmenten is noodzakelijk.
4. Weet welke
sociale media en apps momenteel erg in trek zijn bij leerlingen en wees ook op
de hoogte van hack- en omzeil strategieën.
5. Verhoog
bewustzijn rond cyberpesten en de gevolgen ervan, al dan niet met technologie.
Reflectie
Bij het lezen van de tips van Etienne van der Woude, voelde
ik me niet meteen bekwaam om deze te implementeren in het onderwijs. Het advies
is dan ook bedoeld voor de IT-afdelingen, vooral wat de technische aspecten
betreft zoals het instellen van de versleutelde content en gesegmenteerde
netwerken. Zoals van der Zwaan et al. (2014) opmerken, zijn de maatregelen ook
hier vooral gericht op de het blokkeren van toegang i.p.v. het omgaan met
problemen zoals cyberpesten. Zeker op jonge leeftijd is het belangrijk om
kinderen beperkte toegang te geven tot het internet aangezien zij de immens
uitgebreide stroom aan informatie nog niet kunnen vatten, ordenen, verwerken en
bepaalde informatie nog niet voor hen bestemd is. Maar veilig internetgebruik
alleen is niet genoeg, ook het pesten zelf moet aangepakt worden.
De bewustwording en campagnes bieden hier misschien een
antwoord op. Deze vragen een betrokkenheid van alle mensen die met de
leerlingen in contact komen alsook van de leerlingen zelf en dit zowel voor
preventie als voor het beperken van de schade als het kwaad reeds geschied is. Van
der Zwaan en collega’s wijzen immers op de educatieve mogelijkheden die
ontstaan in pestsituaties. Negatieve ervaringen zijn inderdaad goede
leersituaties, maar ze zijn vooral pijnlijk voor het slachtoffer. De opmerking
die ik hierbij wil maken is om toch vroegtijdig in te grijpen. Ik vind het
positief dat we onze ogen niet sluiten voor negatieve gebeurtenissen en we
leerlingen in aanraking laten komen met pestsituaties om ermee te leren omgaan,
maar de bedoeling blijft toch nog steeds om door middel van educatie en ‘empowerment’
pesten te voorkomen. Er mogen geenszins blijvende gevolgen voor het slachtoffer
aan overgehouden worden!
Als er gepest wordt via digitale kanalen van communicatie
lijkt het misschien voor de hand liggend om het probleem ook via dezelfde weg
aan te pakken. Hulp zoeken via het internet is laagdrempelig voor het
slachtoffer en kan een eerste stap zijn in het aanpakken van het probleem. Ik
zeg wel de eerste stap, aangezien persoonlijk contact met een leerkracht,
andere leerling of hulpverlener dieper kan ingaan op de problematiek.
Wat kan technologie dan
bieden? Ik denk in eerste instantie aan het voorbeeld van de chatsessies die
worden georganiseerd door ‘Awel’, de vroegere kinder- en jongerentelefoon.
Kinderen die het slachtoffer zijn van pesten kunnen hier chatten met een
vrijwilliger die ondersteuning biedt. Anonimiteit is gegarandeerd wat
laagdrempelig werkt. Een gelijkaardig systeem zou kunnen worden uitgedacht op
school waar je in vertrouwen en anoniem kan meedelen aan een leerkracht dat je
gepest wordt. Zeker bij de pestproblematiek kan een online platform dienen om
pestgedrag te signaleren en te luisteren naar iemands verhaal. Niet alleen
slachtoffers, maar ook getuigen of leerlingen die zich gedwongen voelen om mee
te pesten, maar eigenlijk medeleven voelen met het slachtoffer, zouden zo een
probleem kunnen aangeven.
Om het begrip ‘peer mediation’,
waar minister van Onderwijs Hilde Crevits onlangs haar lof over uitsprak, als
oplossing voor pestgedrag en de relatie met technologie aan te halen, verwijs
ik naar de mogelijkheid om ook voor leerlingen onder elkaar een forum te
voorzien waar zij ervaringen en verhalen kunnen delen met elkaar. Van der Zwaan
en collega’s (2012) werkten een voorstel om een ‘virtuele empathische buddy’ in
te schakelen die emotionele steun kan bieden aan een mogelijk slachtoffer.
Leerlingen zouden zelf input kunnen bieden over wat de virtuele buddy zou
kunnen doen. Iedereen kan ideeën aangeven die vanuit persoonlijke behoeften en
misschien zelfs uit eigen ervaringen met pestsituaties zijn ontstaan, zonder
openlijk deze ervaringen of behoeften toe te moeten te geven.
In deze discussie over
welke mogelijkheden technologie ons kunnen bieden in het aanpakken van
(cyber)pesten op school, mogen we ook zeker niet de beperkingen uit het oog
verliezen. Digitale communicatie biedt geen mogelijkheid tot het inspelen op
non-verbale communicatie. Misschien is de perceptie van steun anders als die
niet in persoonlijk contact wordt verleend. Een project rond pesten kan
bewustzijn verhogen, maar algauw verdwijnt dit thema weer naar de achtergrond.
Een geïntegreerd beleid dat doorheen het hele schooljaar wordt bewaakt en waar technologie
een belangrijke plaats in krijgt, lijkt me ideaal om bewustzijn over
(cyber)pesten bij leerlingen, leerkrachten, ouders en andere betrokken te
verhogen.
Geraadpleegde
bronnen:
Van der Woude, E. (2015). Cyberpesten:
5 tips voor de IT-afdeling. Geraadpleegd op 7/03/2015 op http://ictnieuws.nl/platform/cyberpesten-5-tips-voor-de-afdeling/
Van der Zwaan, J.M., Dignum, V., Jonker, C. M. & van der Hof, S.
(2014). On Technology Against Cyberbullying. In van der Hof, S., van
den Berg, B., Schermer,
B. (Eds.),
Minding Minors Wandering the Web: Regulating Online
Child Safety, 211-228.
Van Der Zwaan, J. M., Geraerts, E., Dignum, V., & Jonker, C. M.
(2012). User validation of an empathic virtual buddy against cyberbullying. Studies in Health Technology and
Informatics, 181, 243-247.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten