maandag 28 april 2014

De kracht van onderwijzen

Samenvatting

Onderzoeksopzet. Funkhouser en Mouza gingen na hoe leraren in opleiding bij de start van deze opleiding denken over de rol van technologie bij het het lesgeven en verwerken van leerstof (1). Ze stonden ook stil bij specifieke technologie-geïntegreerde pedagogische strategieën. Meer in het bijzonder werd nagegaan of deze strategieën ertoe bijdragen dat ze hun traditionele onderwijsovertuigingen - waarbij de leerkracht centraal staat (teacher-centered) - in vraag durven stellen en evolueren naar een constructieve, participatieve en leerlinggerichte houding (2). Hun onderzoek werd uitgebouwd rond drie kernvragen:
(1) Met welke overtuigingen over technologie en de rol van technologiegebruik door leerkrachten en leerlingen starten leraren in opleiding?;
(2) Op welke manier zou een introductiecursus onderwijstechnologie een invloed kunnen hebben op hun overtuigingen?;
(3)  Hoe reflecteren leraren in opleiding over hun leerproces tijdens deze introductiecursus?

Methode. Ze ontwikkelden een introductiecursus van zes weken voor startende leraren in opleiding. Ze gaven naast de fysieke lesbijeenkomsten, ook online instructies aan de studenten. Dat laatste luik had een drieledig doel (1) consolideren van kennis, ideëen, vaardigheden en overtuigingen; (2) aanzetten om bij te leren en te reflecteren en (3) creëren van mogelijkheden om samen te werken en van elkaar te leren. 
Er namen 58 studenten deel aan het onderzoek, iets minder dan de helft uit vrije wil en het merendeel vrouwen. Tijdens de eerste bijeenkomst werd er een enquête afgenomen om hun ervaringen met onderwijstechnologie tijdens hun schooltijd in kaart te brengen. Hieruit bleek duidelijk dat onderwijstechnologie meer werd gebruikt in het middelbaar dan in het lager onderwijs.  Om een beter antwoord te krijgen op de kernvragen, werden er naast kwantitatieve data, ook kwalitatieve data gehanteerd. Zo dienden de studenten voor en na de cursus een klassetting te tekenen en die tekening te voorzien van geschreven reflecties én dienden de studenten wekelijks te reflecteren over de cursus op een blog.

Onderzoeksresultaten en kritische bedenkingen door de auteurs.
De eerste kernvraag - met welke overtuigingen over technologie en de rol van technologiegebruik door leerkrachten en leerlingen starten leraren in opleiding? - werd steeds op drie dimensies uitgezet: technologiegebruik; de rol van de leerkracht en de rol van de leerling. Wat het technologiegebruik betreft, benadrukte het overgrote deel bij de start van de cursus de informatiedragende rol. Een visie die aansluit bij het traditionele onderwijsmodel. Ook de rol van de leerkracht en de leerling werden bij aanvang vanuit het traditionele model (letterlijk) opgetekend: de leerkracht als instructiecentrum en de leerling als ontvanger van de informatie. Op het einde van de lessenreeks is een duidelijke mentaliteitswijziging vast te stellen. De overtuiging van de meeste deelnemers evolueerden naar een combinatie van het traditionele teacher-centered model naar het student-centered model. Hierbij onderging de dimensie van het technologiegebruik de grootste verandering. Voornamelijk de voorbeelden die tijdens de cursus werden gehanteerd, werden meegenomen. De visie over de rol van de leerkracht bleef het sterkst overeind. Deze bevinding is in overeenstemming met de literatuur die benadrukt dat de overtuigingen over leerkrachten het meest statisch zijn. Dit wordt tevens in de hand gewerkt doordat de huidige generatie leerkrachten vaak onvoldoende geschoold is op dit punt en daardoor een gebrekkig rolmodel vormt voor (potentiële) leraren in opleiding.
Wat de tweede vraag betreft - op welke manier zou een introductiecursus onderwijstechnologie een invloed kunnen hebben op hun overtuigingen? - antwoordden 53% van de deelnemers dat deelname aan deze cursus hen daadwerkelijk hielp om het belang van onderwijstechnologie in te zien en te integreren in hun lessen. 17% van de deelnemers gaf aan dat deze cursus hen heeft doen inzien hoe technologie aangewend kan worden om samen, collaborative, leerstof te verwerken.
Wat de laatste kernvraag betreft - hoe reflecteren leraren in opleiding over hun leerproces tijdens deze introductiecursus? - werd duidelijk dat er over twee grote thema’s werd gereflecteerd: over lesgeven en leren en over samenwerken en communiceren. Initieel bekeek de overgrote meerderheid lesgeven en leren als een manier om informatie aan studenten te bezorgen. Op het einde van de cursus werd hun focus veeleer interactief: als een manier om informatie uit te wisselen tussen studenten en leerkrachten, als een manier om leren te verbeteren en om leerlingen meer te betrekken bij het lesgebeuren.
Initieel dacht de meerderheid niet meteen aan de mogelijkheid om technologie in het onderwijs in te zetten als samenwerkings- of communicatiemiddel tussen leerlingen, leerkrachten en ouders. Gedurende de cursus won voornamelijk de student-studentrelatie wat betreft samenwerking en communicatie aan terrein. De leerkracht-ouderrelatie bleef veelal vanuit een eenzijdige wijze benaderd: leerkrachten geven informatie aan ouders.
De auteurs halen vier grote beperkingen aan over hun onderzoek: (1) de korte duur van de introductiecursus; (2) de kleine en eerder homogene testgroep; (3) de subjectiviteit van de data- hoewel opgevangen door de tekeningen steeds te laten vergezellen met schriftelijke reflecties en (4) het gevaar van sociaal wenselijke antwoorden t.a.v. de onderzoekers/lesgevers.

Conclusie. Deze studie kent vier grote implicaties. Ten eerste is het belangrijk om initiële overtuigingen van leraren in opleiding in ogenschouw te nemen. Ten tweede wordt duidelijk dat leraren in opleiding starten met een duidelijke traditionele leraargerichte visie over onderwijs en lesgeven. Vervolgens onderstreepte deze studie het belang van zelfreflectie. Zo werd tot slot aangetoond dat reflectie over onderwijstechnologie, studenten ertoe aanzet om hun werkwijze later ook aan te passen. Daarom onderstrepen ze het belang om onderwijstechnologie te integreren in de inhoudelijke opleidingsvakken, de vakken die de leraren in opleiding daadwerkelijk zullen geven.

Kritische reflectie

Heel wat kritische kanttekeningen plaatst het artikel zelf en dit op verschillende vlakken. Zo worden er methodologische beperkingen besproken en worden suggesties en reflecties aan de onderzoeksresultaten toegevoegd.

Hoewel ik niet verbaasd ben over de resultaten, slaagt dit artikel erin om twee zaken onder de aandacht te brengen waarvan ik me voordien niet bewust van was. Namelijk de onschatbare waarden van rolmodellen op elke leeftijd en dat vorm en inhoud in sommige gevallen best geïntegreerd worden aangeboden binnen de lerarenopleiding.
Uiteraard is het vaak wenselijk om verschillende aspecten van het lesgeven afzonderlijk te behandelen. Ik denk bijvoorbeeld aan de cursus pedagogisch didactische vraagstukken. Hier gaat het veeleer over lesoverschrijdende thema’s en technieken. Het gebruik van onderwijstechnologie is echter intrinsiek verbonden met het vak dat je geeft. Ik vermoed dat leraren in opleiding meer geneigd zullen zijn om onmiddellijk implementeerbare onderwijstechnologie binnen hun eigen vakgebied(en), later ook daadwerkelijk te integreren in hun eigen lessen. Hiervoor dient m.i. de link vorm-inhoud rechtstreeks aangeboden te worden. Dit neemt uiteraard niet weg dat er vooraf een algemene introductiecursus onderwijstechnologie aan alle studenten wordt voorzien. Heel wat programma’s en systemen zijn immers in verschillende vakken bruikbaar. Aangezien ik pas in de tweede semester ben ingestroomd in de lerarenopleiding, heb ik geen ervaring met vakdidactische vakken, maar ik vermoed dat zij zich hiertoe lenen om deze rechtstreekse link aan te bieden. De reden waarom ik zoveel nadruk leg op deze rechtstreekse link, is gestoeld op de niet te onderschatten waarde van rolmodellen. Leraren in opleiding vinden die niet alleen terug in hun eigen schoolverleden, maar zeker ook binnen hun lerarenopleiding. In de lerarenopleiding zijn er immers gespecialiseerde professoren, docenten en assistenten die hun studenten helpen klaarstomen voor de job als leerkracht. Zijn alle professoren, docenten en praktijkassistenten voldoende onderlegd in hun vakgebied als het op onderwijstechnologie aankomt? Ik denk het niet - onderwijstechnologie lijkt me ook slechts recent aan belang te winnen. De hogere onderwijsinstellingen dienen hier oog voor te hebben en een gestructureerd opleidings- en bijscholingsaanbod  te voorzien voor alle actoren binnen de lerarenopleiding - en waarom niet, voor alle hoger onderwijsverstrekkers. Vraag is echter of er een voldoende kwaliteitsvol aanbod voor handen is. Want zonder modellen… Misschien staan andere landen al verder op dit vlak?

Tot slot vond ik het fijn om verschillende aangereikte onderwijstechnologische methodes ingebed te zien binnen ons eigen opleidingsonderdeel onderwijstechnologie. Ook wij werden in het begin van de cursus gevraagd een enquête in te vullen over onze verwachtingen en ervaringen met technologie en onderwijs. Het forum wordt als communicatie- en samenwerkingsplatform gehanteerd tussen zowel studenten onderling als tussen studenten en docenten. We werken samen aan een blog die onze horizon wat onderwijstechnologie betreft dient te verruimen. Ook hier wordt expliciet aandacht besteed aan reflectie bij de opdracht. De diversiteit van de gebruikte tools en thema’s –bij de groepsopdracht– wordt bewaakt zodat we tijdens deze cursus een breed aanbod voorbeelden leren kennen. Ongetwijfeld zijn professor Questier en Bruno vertrouwd met deze onderzoeken!


Referentie

B.J. Funkhouser en Ch. Mouza, "Drawing on technology: An investigation of preservice teacher beliefs in the context of an introductory educational technology course", Computers & Education 62 (2013), 271-285.

Link voor niet-studenten:


http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0360131512002631    

Deze link is enkel (gratis) toegankelijk voor studenten van de VUB: 








Geen opmerkingen:

Een reactie posten