We hebben het woord al vaak horen vallen: ‘facebookgeneratie’.
Volgens de Amerikaanse schrijver Marc Prensky heeft de technologische
vooruitgang geleid tot een fundamentele verandering in het gedrag van de
hedendaagse jongeren (2001). Meer nog, de verandering lijkt wel een omwenteling: er is geen weg terug. De jongeren van vandaag zijn opgegroeid met
computer, videospelletjes, mobiele telefoons,… Deze en andere digitale snufjes
ervaren zij als vanzelfsprekend in hun leven. Dit heeft er volgens Prenksy voor
gezorgd dat zij anders denken eninformatie anders verwerken: sommigen beweren zelfs dat de
digitaliseren de hersenstructuur zou veranderen (een zekere dokter Bruce D. Perry van het Baylor
College of Medicine – elke verdere bronvermelding ontbreekt), Prensky zelf houdt het bij de
vaststelling dat jongeren hun denkpatronen veranderd zijn. Hij noemt deze generatie de „Digital Natives‟ en zij die niet
geboren, opgegroeid en bekend zijn met de nieuwe technologieën zijn
de „Digital Immigrants‟. De
immigrants zullen altijd een achterstand – Prensky (2001) spreekt van „een accent‟ - hebben op de digital
natives aangezien zij niet zijn opgegroeid met de nieuwe technologie.
De digital native is een multi-tasker, leert niet stap voor
stap maar al doende (zoals bij videogames) en gedijt het best al netwerkende.
Ze zijn gewoon van informatie snel te verkrijgen en op een willekeurige manier:
wikipedia, waarbij één klik op een woord volstaat om informatie over dat woord te krijgen, is hier een goed voorbeeld van.
Bij instant bevrediging en beloning floreert de digital native (Prensky, 2001).
In de rest van het artikel bespreekt Prensky de gevolgen
voor het lesgeven aan digital natives. De technologie verandert, dus de
denkpatronen veranderen en daarom moeten ook de leerprocessen worden aangepast.
Leren aan de hand van games is een van de voorbeelden. Ieder vakgebied moet en
kan hier in slagen. Prensky sluit af met de volgende woorden: “So if Digital Immigrant educators really
want to reach Digital Natives – i.e. all their students – they will have to
change.” (Prensky, 2001, p. 6).
Reflectie:
Verwijzingen naar wetenschappelijk bewijs of ondersteuning
van deze theorie is niet terug te vinden in dit artikel. Wel kunnen we zeggen
dat hij met dit denken niet alleen staat: andere wetenschappers (Tapscott,
1998; Howe & Struas, 2000; Hartmann, 2003 in Van den Beemt, Akkerman en
Simons, 2011; Boschma & Groen, 2006) spreken respectievelijk over de Netgeneratie, Millenials, Webgeneration en Generatie
Einstein. Een trend dus in de theorie, maar empirisch bewijs voor ideeën is er niet (Bennet, Maton &
Kervin, 2008 en Schulmeister, 2008, in Van den Beemt et al., 2011).
Zelf hou ik niet van zulke termen. Ik zou tot deze generatie
behoren, maar wat mij stoort is dat de onderzoekers alle jongeren over dezelfde
kam scheren. Dit is wat Van den
Beemt, Akkerman en Simons (2010, 2011) ook stoort. Zij deden verschillende
onderzoeken omtrent jongeren en interactieve media en hebben vastgesteld dat
dit beeld genuanceerd moet worden. Het onderzoek van 2010 handelt over de
verschillende groepen binnen deze generatie. Ze maken een onderscheid tussen
netwerkers, traditionelen, gamers en producers (voor een uitgebreide uitleg
verwijs ik graag naar het artikel, zie bronnen). Hun gebruik en motieven voor
het gebruik van interactieve media is anders. Met andere woorden: nuancering
van Prensky’s theorie is op zijn plaats.
Van den Beemt,
Akkerman en Simons (2010, 2011) hebben het in hun artikels niet over hoe men
moet lesgeven, hun werk situeert zich vooral in de sociologische discussie
omtrent deze generatie. Wat kan men als leerkracht uit concluderen? Wanneer we
lesgeven aan deze generatie, is het belangrijk de verschillen tussen de
individuen te zien. Niet iedereen is een multi-tasker, leert al doende,
floreert bij instant bevrediging en beloning,… Je les enkel afstemmen op dit
soort leerders, zou betekenen dat een groot deel van de leerlingen niet aan
zijn trekken komt. Onderwijstechnologie (bijvoorbeeld games met een educatief
doel) in de les zijn dus fijn en kunnen bepaalde leerlingen aanspreken, maar
ook een deel niet: ieder heeft zijn leerstijl. Dit is ook wat Kolb (1984)
stelt: het is belangrijk iedere leerstijl aan bod te laten komen.
Bronnen:
(niet mogelijk het boek te
vinden op het internet)
Kolb, D.A.
(1984). Experiential learning: experience as the source of learning and
development.
Englewood
Cliffs, NJ: Prentice Hall.
Prenksy, M. (2001). Digital Natives, Digital Immigrants.
On the Horizon: 9(5), 1-6.
Van den Beemt, A. Akkerman, S., Simons, R-J. (2011). Considering Young people’s motives for
interactive media
use. Educational Research Review, 2011(6), 55-66.
Van den Beemt, A., Akkerman, S., Simons, R-J.
(2010). The use of interactive media among
today‟s youth:
Results of a survey. Computers in Human Behavior, 2010(26),
1158-115.
Alle online bronnen werden eerder geraadpleegd, maar gecheckt op 27/04/2013 of ze nog steeds online beschikbaar waren: dit zijn ze nog steeds.
Beste Griet Vanderveld, Dit is een zeer interessant onderwerp! Ik vraag me direct ook af na het lezen van een aantal blogs over de I-generation en de Einstein generatie, hoe het nu eigenlijk zit met de identiteitsontwikkeling van jongeren die veel gebruik maken van sociale media. Ik stuitte toevallig op een bachelor thesis van een jongedame, die psychologie studeert Carolin Bräutigam. De titel van haar thesis is: DE RELATIE TUSSEN
BeantwoordenVerwijderenFACEBOOKGEBRUIK EN DE IDENTITEITSONTWIKKELING VAN JONGVOLWASSENE, eigenlijk exact hetgeen ik mij afvroeg!
De thesis geeft echter geen eenduidig antwoord op deze vraag omdat haar onderzoek te kleinschalig was. Stiekem hoop ik dat ze haar master-thesis over hetzelfde onderwerp zal houden. Niettemin is het interessant om eens te lezen, als je er de tijd voor hebt.
Bron: Carolin Bräutigam, De relatie tussen facebookgebruik en de identiteitsontwikkeling van jongvolwassene (Universiteit Twente,2012): http://essay.utwente.nl/61833/1/Br%C3%A4utigam,_C.C._-_s1023136_(verslag).pdf (geraadpleegd op dd 29-04-2013)
Beste Céline,
BeantwoordenVerwijderenInderdaad een interessant onderwerp! In mijn thesis heb ik ook een klein stukje gewijd aan dit 'netgeneratiedebat'. Mijn onderzoek ging over de cultuurparticipatie van studenten. Al dan niet aan cultuur doen, heeft volgens sociologen vaak te maken met socialisatie. En dan moet je je gaan afvragen wie de socialisatieagenten zijn (dus van wie/wat je normen en waarden overneemt). Er zijn uiteraard veel mogelijkheden: school, ouders, je werk, religie/levensbeschouwing,... Mark Elchardus spreekt over 'de symbolische samenleving' en legt ook voor de media een grote rol weg in die socialisatie (het soort krant/tv-zender/... hangt samen met al dan niet aan cultuur doen, bvb: radio 1 luisteraars gaan vaker naar theater of zo; louter een voorbeeld!). Uiteraard wouden we die stelling dus ook toetsen in ons onderzoek. En omdat een heel groot deel van de respondenten actief was op sociale netwerksites (ik denk 91%) was het belangrijk hier ook aandacht aan te besteden. Zo ben ik op die Prensky gebotst. Zelf vind ik 'm maar weinig wetenschappelijk en nogal zwart-wit maar 't is natuurlijk ook al een artikel van 2001. De wetenschap heeft zijn hypothese dus al wat genuanceerd.
In het artikel van Van den Beemt et al. (2011), dat die nuance maakt, schrijft ook over die identiteitsontwikkeling. Ik citeer even mezelf (haha - mag dat eigenlijk als dat mag jezelf?):
Voor Van den Beemt et al. (2011) is het scheppen van een sociale en culturele ruimte (de relaties en netwerken die tot stand komen als gevolg van het gebruik van interactieve media, noemt men de sociale ruimte. Door en vanuit de sociale ruimte wordt de culturele ruimte ontwikkeld: de waarden en normen die jongeren hanteren bij het gebruik van interactieve media), dat jongeren dit onder andere doen door het gebruik van interactieve media, een deel van de identiteitsontwikkeling. Momenteel leven jongeren in een grote onzekerheid omdat ze geconfronteerd worden met een de enorme vrijheid van de moderniteit en de relatie met de traditie, en dus zekerheid aan het verliezen zijn.
Deze onzekerheid resulteert volgens Van den Beemt et al. (2011) in een zoektocht naar ontologische zekerheid, een zijnszekerheid. De rol van het gezin in deze zoektocht neemt af en jongeren zoeken deze zekerheid online: gaan netwerken uitbouwen (bvb via Facebook), schrijven en lezen op webblogs, vormen hun overtuigingen door het zoeken en discussiëren op fora,…
Een reflexieve houding is noodzakelijk in de zoektocht naar ontologische zekerheid. Dit is een actieve houding waarbij mensen hun eigen handelingen constant gaan onderzoeken en ze betekenis proberen geven. Door de voortdurende verandering in sociale en culturele ruimte, zal de persoonlijkheid van het individu meer instabiel en gefragmenteerd worden. Een samenhangend verhaal over de eigen persoonlijkheid brengen is dus de uitdaging. Dit verschijnsel noemt ‘narratieve reflectie’ en kan gebeuren via verschillende kanalen: Facebook, Youtube,… Deze sites hebben dikwijls ook een functie waardoor gereageerd kan worden: dit biedt de mogelijkheid om te discussiëren (Van den Beemt et al, 2011).
Om te vermijden dat jongeren hun verhaal chaotisch en ongestructureerd wordt, wordt het georganiseerd rond een bepaalde affiniteit. De cultuur van de punks of hippies was gebaseerd op een bepaalde consumptie. De jongeren van vandaag zijn buiten consumenten ook producers: ze creëren bepaalde inhouden rond een bepaalde affiniteit, bijvoorbeeld een filmpje maken over hoe je je haar moet opsteken en dit verspreiden via Youtube, Facebook,... Op die manier scheppen ze, volgens Van den Beemt et al. (2011), een sociale en culturele ruimte gebaseerd op tijdelijke contacten en individuele meningen.
(vervolg in volgende bericht)
De culturele en sociale ruimte van jongeren verandert dus steeds, waardoor jongeren van vandaag kunnen gezien worden als ‘shape-shifting portfolio people’: mensen die zichzelf zien in als ondernemers, als vrije managers van zichzelf als ware ze een project of business. Een project dat succesvol is (liefst nu en later ook), verbonden aan risico’s die overwonnen moeten worden en op die manier vaardigheden, ervaring en prestaties dienen te verwerven (Gee, 2004, p 105). Shape-shifting portfolio peolple zijn zeer flexibel, vinden ervaring belangrijker dan diploma’s, combineren verschillende strategieën en ontdekken iedere mogelijkheid die zich aanbiedt.
BeantwoordenVerwijderenDe Pools-Britse filosoof Bauman (2005) heeft het over de ‘liquid modernity’ of de vloeibare moderniteit. In een vloeibare samenleving veranderen de omstandigheden waarin mensen leven sneller dan de tijd die nodig is om van hun handelingen gewoontes en routines te maken. Men leeft in een constante onzekerheid die geen stilstaan kent: constant moderniseren en zich ontdoen van wat ‘oud’ is.
Van den Beemt et al. (2011) menen dat deze ‘persoonlijkheid’ wordt gereflecteerd in de interactieve media, maar de interactieve media draagt hier ook toe bij: om het kort samen te vatten zijn shape-shifters mensen die op een reflexieve manier ontologische zekerheid zoeken door het gebruik van affiniteit rond bepaalde onderwerpen.
Deze theorie is heel wat genuanceerder en minder radicaal dan die van Prensky, Van den Beemt et al. scheren niet alle jongeren over dezelfde kam (2010, 2011). Bovendien blijft de Netgeneratie-theorie enkel gefocust op het gebruik van interactieve media, en houden Van den Beemt et al. ook rekening gehouden met de motieven van die interactieve media (2011). Dat interactieve media door de jongeren gebruikt wordt om hun identiteit te ontwikkelen, is niet meer dan normaal: op die leeftijd doorgaat men sowieso een proces van identiteitsontwikkeling. Dat zij dan de middelen waarmee ze opgegroeid zijn (internet, games, muziek,…) gebruiken, is vanzelfsprekend. Dit motief en het feit dat er verschillende subculturen bestaan binnen deze generatie met elk een eigen mening over media, wijst op een grondige nuancering van de theorie van Prensky. De motieven en het bestaan van subculturen zijn 2 belangrijke gegevens om de culturele en sociale ruimte van jongeren in kaart te brengen, en dus 2 nieuwe dimensies voor het netgeneratie-debat.
In ieder geval: als media een belangrijke rol speelt in de socialisatie, en dus eigenlijk ook in de identiteitsontwikkeling vaan jongeren is ook als leerkracht belangrijk om mee te nemen. Je wil immers weten wie in je klas zit. En als je in de klas met (diezelfde) media gaat werken, is dit ook goed om te weten.
Van den Beemt, A. Akkerman, S., Simons, R-J. (2011). Considering Young people’s motives for
interactive media use. Educational Research Review, 2011(6), 55-66.
Elchardus, M., & Glorieux, I. (Eds.). (2002). De Symbolische Samenleving. Tielt: Lannoo.
http://www.sciencedirect.com.ezproxy.vub.ac.be:2048/science/article/pii/S1747938X10000382
Van den Beemt, A., Akkerman, S., Simons, R-J. (2010). The use of interactive media among
today‟s youth: Results of a survey. Computers in Human Behavior, 2010(26), 1158-115.
http://www.sciencedirect.com.ezproxy.vub.ac.be:2048/science/article/pii/S0747563210000622
(even een aanvulling - het is niet mogelijk om citaat in cursief te zetten -: citaat uit thesis loopt van 'voor Van Den Beemt et al (2011)' tot '...en dus 2 nieuwe dimensies voor het netgeneratie-debat')
BeantwoordenVerwijderenBeste Griet,
BeantwoordenVerwijderenGeweldig antwoord! Zeer interessante thesis, staat deze toevallig ook online? Ik zou hem graag helemaal willen lezen.
Ik vroeg me ook af of je toevallig de volgende documentaire kent, deze zette mij vorig jaar al aan het denken over social media en identiteitsvorming. Samen met mijn vrienden heb ik nog regelmatig discussie over dit onderwerp, omdat het iets is dat grote invloed heeft op de generatie waartoe ik zelf ook behoor. Het is geen must om deze documentaire te kijken, maar mocht je erin geïnteresseerd zijn is het zeker de moeite waard. Je ziet in deze documentaire heel goed de precaire 'zijnszekerheid' waar van den Beemt over spreekt in terug.
Site: Hollanddoc.nl Documentaire: Alles wat we wilden(2010)
http://www.hollanddoc.nl/kijk-luister/documentaire/a/alles-wat-we-wilden.html
Dankuwel Céline! Ik zet 'm op mijn to do lijstje.
BeantwoordenVerwijderenMijn thesis staat niet online, maar ik wil 'm je wel eens doorsturen :)