dinsdag 30 april 2013

Het onderwijs van morgen


Het onderwijs van morgen

(of de toekomst van technologie in het onderwijs)


           Onlangs had ik een uitgebreid debat met afgestudeerde studenten over de toekomst van het onderwijs.

             Wat vooral uit die discussie kwam, is dat de school van vandaag een problematiek vormt voor vele leerlingen. Leerlingen luisteren niet meer zo makkelijk naar de leerkracht als vroeger, leerlingen brossen, leerlingen zijn niet aandachtig in de les en vinden de lessen saai.

            Heel vaak hoort men ouderen zeggen: “In mijn tijd waren we met zestig in de klas maar kon men een vlieg horen vliegen, zo stil was het”. Van de leerkrachten hoort men : “In mijn tijd waren leerlingen niet zo onbeschoft.” en zegt men vaak dat de ouders nu niet meer de kant van de leerkracht kiezen maar van hun kind. Toch is men geneigd om te zeggen dat men op dezelfde manier zal blijven lesgeven mits een aantal veranderingen op vlak van de technologieën. 

            Er kwam bij ons dus de bevinding dat de school van vandaag misschien niet meer zo goed is afgestemd op de leerlingen en dat er concrete veranderingen moeten komen om leerlingen weer smaak te geven voor kennis. Daarom stelde ik mij dus concreet de vraag hoe de klas en de school van morgen er zal uitzien. 

            Ten eerste, stelde ik mij de vraag welke rol de nieuwe technologieën zouden kunnen hebben in het onderwijs en of ze al dan niet de school van morgen zouden vervangen.

            Ten tweede, stelde ik mij de vraag of er in de school van morgen nog altijd een leerkracht vóór de klas zou staan, of als het niet één of ander computer of robot die leerkracht zou vervangen. 

            Ten derde, baseerde ik mij op een aantal getuigenissen in Ted om een soort van ideale school van morgen voor te stellen. 

1. De rol van de nieuwe technologieën
            Uit verschillende krantenartikels en op basis van de andere artikels gepubliceerd door medestudenten, maakte ik een (ruim onvolledige) lijst van de verschillende rollen die de nieuwe technologieën zouden kunnen hebben om het onderwijs te verbeteren, maar ook de nadelen dat nieuwe technologieën met zich zouden kunnen meebrengen.

Pro

            Hier hebben jullie een aantal rollen op een rijtje, dat nieuwe technologieën zouden moeten hebben :
  • Nieuwe technologieën als kans bij krimp :
          Volgens het artikel Welke kansen biedt ICT bij krimp  zullen 60% van de gemeenten in 2025  minder inwoners hebben dan nu, waardoor scholen ten minste van 67.000 kinderen gaan krimpen. Volgens Kennisnet kan ICT dan zeker een rol spelen om adaptief leermateriaal voor te stellen via “Flipping in the classroom” (zie artikel van Sofie de Boe) , “Webinars” (online instructielessen), video’s, videconferencing of webconferencing.
  • Nieuwe technologieën als kans voor ongeschoolden
          Nieuwe technologieën zouden ook een kans kunnen geven voor ongeschoolden. Als voorbeeld hebben we de projecten “Hole in the wall” en “School in the Cloud” van Sugata Mitra. Ter herinnering, voor het experiment Hole in the Wall, plaatste Sugata Mitra een computer via een gat in een muur in dorpen waar het onmogelijk was voor sommige kinderen om les te krijgen. De computer was enkel in het Engels en bevatte enkel internet. Na enkele weken konden alle kinderen surfen op het internet en kenden ze een mondvol Engels. Bij het experiment “School in the Cloud” liet hij andere kinderen helemaal alleen leerstof verwerken over DNA met hulp van een oudere vrouw, die hen complimentjes gaf wanneer ze de leerstof onder knie hadden.
  • Nieuwe technologieën voor passend onderwijs
          Volgens het artikel Passend onderwijs werkt met ICT, biedt ICT vele mogelijkheden voor leerlingen met een stoornis als dyslexie, dyscalculie, autisme of ADHD. De leerkracht kan zo gebruikmaken van beschikbare hulpmiddelen zoals ictprogramma’s om gepaste individuele oefeningen aan de leerling voor te stellen en zo een aparte aandacht te geven aan het kind. Wel moet men zich de vraag stellen of “normale” bijles niet beter en motiverend is voor een leerling omdat hij dan eerlijke complimenten krijgt een meer sociale interactie heeft.           
  • Nieuwe technologieën voor leerlingen met gebrek aan motivatie
          Een goed voorbeeld van een toepassing is Yoleo. Dit is een site dat leerlingen helpt om te leren lezen.
Zo’n type toepassingen kunnen leerlingen helpen om zich toch te interesseren in iets dat ze eerder saai vonden.
  • Nieuwe technologieën als communicatie met ouders
          In de school van morgen, zal de communicatie hoe langer hoe meer via nieuwe technologieën verlopen : internet, gsm, iPad, applicaties, enz.
  • Nieuwe technologieën als informatie voor leerkrachten
          Internet is een goede bron voor de leerkracht om allerlei informatie op te zoeken.
          Bovendien leggen sommige verenigingen dan volledige brochures klaar zodat de leerkracht ze gewoon moet downloaden en voorstellen in de les. WaterWise en Anne Frank zijn zo’n voorbeelden.
Ook KlasCement bijvoorbeeld is een handige forum om ideeën te hebben voor de lessen.
  • Nieuwe technologieën als syllabus
          Het kan over applicaties gaan die een syllabus vervangen of over het gebruik van tablets in plaats van papieren boeken.
          Een voorbeeld van een applicatie is Wiskunde zonder boek, ontwikkeld door Wim Grosheide. Wiskunde zonder boek is een zelf ontwikkelde digitale wiskundemethode.
  • Nieuwe technologieën in samenwerking met de mens
          Hierover zal ik in het onderdeel getuigenissen meer uitleg geven via een Ted-presentatie van Shyam Sankar.
  • Nieuwe technologieën als contact tussen scholen
          De Europese Commissie bijvoorbeeld, lanceerde dit jaar het project “eTwinning Plus”. Dit project moedigt 100 000 scholen in 33 Europese landen om met elkaar te spreken via het internet. In 1997 ontstond al een gelijkaardig project : European Schoolnet. Een ander voorbeeld is TNTEE (Thematic Network on Teacher Education in Europe), een netwerk tussen Europese universiteiten.
  • Nieuwe technologieën voor “Adult learning”
        Voor personen die avondlessen volgen, en dus minder les krijgen dan leerlingen uit het dagonderwijs, kan ICT ook interessant zijn. Zo kan een afwezige bijvoorbeeld de les inhalen via op een forum geplaatste documenten, een les op afstand volgen, makkelijk contact opnemen met de leerkracht, enz.
De Europese Commissie hecht daar veel aandacht aan omdat dit deel uitmaakt van hun plan om afgestudeerden makkelijk een gepaste job te geven en zo de economie te lanceren. Voor meer informatie zie hun artikel over Adult learning en over hun actieplan inzake volwasseneneducatie.
  • Nieuwe technologieën om een diversiteit van keuzevakken voor te stellen
          In een artikel van Le Figaro van 2011, spoort het ministerie van Frankrijk de rectoren aan om lessen op afstand voor te stellen zodat leerlingen een brede keuze kunnen krijgen in hun school.

Contra

          Hier hebben jullie op een rijtje een aantal nadelen dat nieuwe technologieën met zich zouden kunnen meebrengen :
  • Nieuwe technologieën als vervanging van de leerkracht
          Door de evolutie van nieuwe technologieën en de recente ontwikkelingen van androïde robots, zou men zich kunnen inbeelden dat er ooit een robot of een computer vóór de klas zou staan in plaats van de traditionele leerkracht.
  • Nieuwe technologieën als vervanging van de school
  • Nieuwe technologieën als vervanging van het schrijven met de hand
  • Nieuwe technologieën als vervanging van sociale contacten
  • Nieuwe technologieën als vervanging van boeken
  • Nieuwe technologieën als vervanging van het mondelinge
Conclusie

            Het onderwijs kan dus zeker een goed gebruik maken van de nieuwe technologieën. Toch moet men zeker rekening houden met een aantal problematieken : wat met de gezondheid en de sociale contacten van het kind? Gaat het toenemend gebruik van technologieën tijdens de les, het zicht van de leerlingen niet aantasten? Zijn de wifi-stralen nu niet ongezond voor de leerlingen?. Gaan de leerlingen van morgen een sociaal “face-to-face” contact behouden of zich liever verschuilen achter een scherm? Gaan leerlingen niet langer en vaker achter het scherm zitten in plaats van een luchtje te scheppen of te gaan sporten? Ook moeten de regels zeer goed worden gesteld zodat leerlingen niet steeds achter een scherm worden geplaatst en niet een overlast aan huiswerk krijgen. 

2. Computer vs. leerkracht

            Vooraleer zich de vraag te stellen of nieuwe technologieën ooit de leerkracht gaan vervangen, moet men theoretiseren op welke manier die technologieën de leerkracht zouden vervangen. Volgens mij kan het op drie manieren :
  • Via een programma
          Indien een programma de leerkracht zou vervangen stelde ik mij een aantal vragen : In hoedanig zou dit programma open zijn voor de diversiteit? Wat zou hun rol zijn? Zo veel mogelijk kennis geven?
  • Via een robot
          In 2011 al, schreef men een artikel over een nurserobot dat met succes werd getest in een ziekenhuis. Patiënten zeiden toen dat ze liever met een computer interageerden dan met een  dokter of een  verpleegster. Voordelen werden uit de doeken gehaald zoals patiënten die beter geïnformeerd waren over hun gezondheid of sociaal bevorderde interacties.
          In 2012, kon de volledige wereld humanoïde robots ontdekken dat door Japanse ingenieurs werden gemaakt.
          Later in 2012, stelden Japanners zelf een robot voor dat op afstand kon worden gecontroleerd via een iPhone.
  • Via selfstudy
          Moest de school en de leerkracht worden vervangen door zelfstudie, zouden de mensen zich dan echt interesseren voor alles? Of gaan ze slechts leren wat hen interesseert? Als ze een mogelijkheid hebben om slechts zelfstudie te kiezen, zou iedereen dan echt leren? Zou het onderwijs dan nog verplicht zijn? Zullen er nog testen zijn? Indien ja, wie zou die testen dan maken en op basis van wat? Wat zal er gebeuren met het sociale aspect van lesgeven? Voor LO-lessen, gaan ze echt alle oefeningen maken? Hoe gaat het dan mogelijk zijn om hun werk te oordelen?
          Kan de computer nu de leerkracht vervangen? De meningen zijn uiteenlopend.

Voorstanders van een computer i.p.v. een leerkracht

          Al in 1970, dacht men dat de computer de leerkracht zou vervangen : L’ordinateur remplace leprofesseur. In een aantal situatie blijkt het een mogelijkheid te zijn.

          In Florida, bijvoorbeeld, gebruiken een aantal scholen les op afstand via de computers om de leerlingen les te geven. In de klas bevind zich slechts een assistent dat technische problemen oplost en het manier van werken van de studenten controleert. Sommige leerlingen kozen vrijwillig voor dit afstandsonderwijs maar anderen kregen geen keus. 

          Een ander voorbeeld dat we reeds al in de les zagen is het project One Laptop per Child
Ook TheTelegraph denkt dat selfstudy de school van morgen is.

Voorstanders van een computer die de leerkracht zou steunen

          Toch zijn velen voorstanders van een computer die de leerkracht zou steunen. Volgens verschillende bronnen zoals de Radio Francophone Internationale (RFI), ICTworks, Les Echos, The Times of India, The Washington Post,  de Times Ledger, of de Los Angeles Times is het onderwijs van morgen een combinatie van computer en leerkracht. Dit vooral omdat het gebruik van enkel computers, mankementen kunnen veroorzaken. Dit legt Jay Mathews goed uit in zijn artikel “Nothing can replace a good teacher” met het casus van Melvin Marshal, die om Engels te leren, slechts open courses kreeg en een zeer laag niveau behaalde.


Conclusie
          Een combinatie van leerkracht en computer is dus waarschijnlijk de beste oplossing. Dit legt BBC goed uit in een korte reportage : Are computer replacing teachers?
 
3) Getuigenissen
          Kort gezegd stelde Simon Schocken een informaticaklas samen waar leerlingen een computer vanaf nul moesten bouwen. Dit veroorzaakte een massief aantal video’s en documenten als opencourse.
          Het idee van Daphne Koller is om alle lessen op universiteit gratis ter beschikking te stellen van iedereen.
          Sugata Mitra leidt sinds een aantal jaren onderzoeken naar zelfstudie bij kinderen die geen les kunnen krijgen omdat de dorpen te verafgelegen zijn. Ook paste hij dit toe in Engelse scholen om kinderen te motiveren en meer resultaten te laten hebben voor groepswerken. Dit telkens met behulp van granny’s of oudere personen die de kinderen aanmoedigden en complimentjes gaven.
          Dave Eggers en zijn team creëerden in Brooklyn de eerste nascholingsgebouw. In dat gebouw werkten journalisten en auteurs naast kinderen die problemen hadden met huiswerk maken of met motivatie. Dit veroorzaakte een mengeling van generaties en talenten waaruit een aantal boeken groeiden, geschreven door de kinderen zelf.
          Conrad Wolfram wilt leerlingen motiveren voor wiskunde door wiskunde de koppelen met de realiteit.
          Dan Meyer, leerkracht wiskunde, wilt een volledige revolutie in de lessen wiskunde starten zodat kinderen minder leren rekenen, wat een computer voor hen kan doen, maar meer oplossingen zelf gaan zoeken.
          Peter Norvig stelt voor om lessen online te geven waarbij leerlingen vanop afstand ook kunnen reageren en vragen stellen.
          Salman Khan begon met een paar video’s om leerstof uit te leggen aan zijn neefjes, ondertussen is zijn hele curcus gebaseerd op deze interactieve video’s.
          Andreas Schleicher stelt voor om data te gebruiken zodat leerkrachten zich makkelijker kunnen aanpassen aan de leerlingen afhangend van hun resultaten.
          Shyam Sankar heeft als theorie dat de wereld van morgen een cooperatie zal zijn van de mens en de machine om de mens sterker te maken.


4) Mijn mening

          Ik denk, zoals Shyam Sankar, dat de mens de computer niet als concurrent moet gebruiken maar als bondgenoot. De computer kan dan allerhande automatische handelingen uitvoeren zoals bijvoorbeeld data's bijeenzamelen, een gemiddelde berekenen, enz. Hierdoor wint de leerkracht tijd om persoonlijker om te kunnen aan met de leerlingen.

          Een zelfgeorganiseerde forum zou ook moeten worden gecreëerd zodat leerlingen elkaars vragen onderling kunnen beantwoorden waardoor ze zelf over de vragen nadenken zonder dat de leerkracht té veel moet reageren. Ook een tijdwinst.


          Ook denk ik dat het onderwijs moet worden aangepast aan nieuwe technologieën. Zo zal een leerkracht kennis hebben van de nieuwe technologieën die hij kan gebruiken zoals smartbord, video's maar zal de leerkracht zeker niet worden vervangen. De keuze van de materiaal zal voor elke school afhangen van een enquête of onderzoek gevoerd bij de ouders en leerlingen. 

          Anders moet de leerstof op een andere manier worden vastgesteld. Wat Dan Meyer aanhaalde over de lessen wiskunde is volgens mij ook te merken bij andere vakken.

          Data kan dus zeker worden gebruikt om de leerstof en de oefeningen makkelijker te kunnen aanpassen en de moeilijkheden van elke leerlingen makkelijker te kunnen onderscheiden.

           Ook een "granny" zoals in de projecten van Sugata Mitra of een mentor kunnen zeker bijdrage bij het leren.
          Wel moet men niet denken dat de evolutie vlug zal verlopen en moet men zich een aantal vragen stellen over de gezondheid van het kind (zicht, invloed van stralen, overlast van gewicht, gebrek aan sociale interactie...), over hoe men open source kan voorstellen aan de scholen in plaats van bepaalde merken, hoe de kinderen niet de les als een spel gaan zien, hoe kinderen niet afhankelijk zullen worden van die technologieën, hoe men de leerlingen zal kunnen verbieden om te spelen tijdens de les in plaats van te volgen. Ook moet men zich de vraag stellen of de kinderen deze technologieën niet zullen banaliseren qua prijs, merk, manipulatie, ... Ook zullen andere problemen komen zoals het feit dat ze té statisch blijven achter het scherm, dat ze misschien niet meer veel zullen schrijven, spreken of dingen zullen manipuleren en dat ze misschien té lang achter het scherm zullen zitten door een overlast aan werk op het computer.

          Ter conclusie, de school van morgen kan, volgens mij, niet zonder technologie maar ook niet zonder een grondige verandering en een grondige regelgeving. 

Meer informatie:

Meer informatie over het programma van de Europese Commissie :
 Meer informatie over mentors :
 Meer informatie over "House in the Cloud" van Sugata Mitra :

Wi-Fi, het draadloze gevaar?


Wi-Fi, het draadloze gevaar?

 

Tijdens mijn stage stuit ik regelmatig op het probleem dat ik geen toegang heb tot computers of internet, daar ik niet beschik over een log in. Het computerprobleem los ik op door mijn eigen laptop mee te nemen, maar dan heb ik uiteraard nog geen internet. Ik kwam dus tot de conclusie dat draadloos internet wel wenselijk zou zijn en vroeg mij af of ze in andere scholen wel gebruik maken van Wi-Fi.

Tijdens mijn zoektocht werd het echter duidelijk waarom scholen geen gebruik maken van draadloos internet: het is schadelijk voor de gezondheid.

 

Wat is het gevaar?

 

Wi-Fi is de dag van vandaag niet meer uit ons leven weg te denken. We gebruiken het thuis, op school, op het werk, en zelfs op straat of in het park, via onze laptop, IPad, GSM, enz. en dit doen we dag en nacht. Gegevens tonen aan dat 67% van de Belgische gezinnen tegenwoordig draadloos surfen. (www.beperkdestraling.org) Het kan dus niet anders dan dat de grote blootstelling aan deze elektromagnetische stralingen een invloed hebben op onze gezondheid, maar wat zijn nu precies de gevaren van deze draadloze netwerken?

 

Het gevaar schuilt hem dus in de stralingen, belangrijk hierbij is de frequentie van de straling en de afstand tot de straling. Hoe hoger de frequentie en hoe dichter bij de bron, hoe schadelijker het is. De website www.beperkstralingen.org vermeldt dat er bij het gebruiken van Wi-Fi op een laptop de straling enerzijds komen van de draadloze router en anderzijds van de netwerkkaart of antennes van de laptop. Deze combinatie zorgt ervoor dat het stralingsniveau tussen de zes en dertien Volt per meter is, terwijl sommige wetenschappers melden dat straling hoger dan 0,6 Volt per meter al schadelijk zijn voor de gezondheid. Hieruit kan men concluderen dat de straling bij het gebruikt van een laptop met Wi-Fi veel te hoog is en dus gevaarlijk voor de gezondheid. (www.beperkdestraling.org)

 

Toch zijn er ook wetenschappelijk onderzoeken die aantonen dat de stralingen afkomstig van draadloze netwerken niet schadelijk zijn voor de gezondheid, ook niet op lange termijn

 

“Er zijn op dit moment echter geen wetenschappelijk onderbouwde aanwijzingen dat de straling van gsm’s, zendantennes, draadloos internet … ongezond is, op voorwaarde dat de geldende normen niet worden overschreden. Op basis van onderzoek op proefdieren verwachten wetenschappers geen effecten op lange termijn. Expertrapporten geven evenmin aan dat kinderen extra gevoelig zijn voor draadloze toepassingen.” (“Is wifi gezond?”, februari 2013)

De specifieke normering kan geraadpleegd worden via de publicatie ‘Verantwoord omgaan met Wi-Fi en gsm-straling op school’ van het Departement Onderwijs en Vorming.

 

Mogelijke gezondheidsproblemen van Wi-Fi zijn onder andere, een verhoogd risico op kankers, neurologische stoornissen, gewijzigde hersenactiviteit, slapeloosheid, verminderd geheugen, concentratiestoornissen, hoofdpijn en chronische vermoeidheid. (www.beperktestraling.org)

 

Scholen moeten dus zonder twijfel het zeker voor het onzeker nemen en preventief optreden, want zegt het spreekwoord niet ‘beter voorkomen, dan genezen’.

 

 

Wat kunnen scholen doen?

 

Scholen moeten hun verantwoordelijkheid nemen en dus preventief optreden door voorzorgsmaatregelen te nemen.

De scholen kunnen in de eerste plaats gebruik maken van vaste internetverbindingen. Indien zij toch gebruik willen maken van draadloze verbindingen, is het aangewezen gebruik te maken van een timer, zodat de Wi-Fi verbinding uitgeschakeld wordt, zodra het internet niet meer gebruikt wordt. (www.beperkdestraling.org)

Volgens het artikel ‘Verantwoord omgaan met Wi-Fi en gsm-straling op school’ begint alles bij “het uitstippelen van een schoolbeleid over het verantwoord gebruik van nieuwe communicatietechnologie” (Departement Onderwijs en Vorming, 2012, p. 12). Belangrijke hierbij is dat zowel leerkrachten als leerlingen op de hoogte zijn van de straling en de mogelijke gevolgen hiervan en dat ze leren op een verantwoordelijke manier omgaan met communicatietechnologie, zowel in de klas als daarbuiten. Het is ook zeker belangrijke hierbij rekening te houden met de wensen van de ouders. Daarnaast kan men er ook voor zorgen dat het ‘access point’ zich niet in de buurt van de leerkrachten of leerlingen bevindt. (Departement Onderwijs en Vorming)

Al deze zaken zorgen ervoor dat de blootstelling aan dergelijke stralen daalt, waardoor ook het gevaar voor mogelijke gezondheidsproblemen daalt.

Scholen kunnen daarnaast ook controle metingen aanvragen bij de Vlaamse overheid, om zo de plaatsen op te sporen waar de blootstelling het hoogst is, zo kan men zoeken naar een manier om de blootstelling te verminderen of de stralingsbron te verwijderen.

Conclusie

Ondanks dat de negatieve effecten van draadloze verbindingen als Wi-Fi niet door alle wetenschappelijke onderzoeken wordt bevestigd, moeten scholen toch hun voorzorgen nemen en de leerlingen en hun werknemers beschermen voor de mogelijke gevaren. De digitalisering zal zich echter verder ontwikkelen, ook in het onderwijs. Daarom zullen scholen en producenten van draadloze verbindingen op zoek moeten gaan naar mogelijke oplossingen om toch te kunnen genieten van de voordelen van Wi-Fi, zonder de leerlingen en werknemers bloot te stellen aan de mogelijke gevolgen voor de gezondheid.

Literatuur

Departement Onderwijs en Vorming. (2012). Verantwoord omgaan met Wi-Fi en gsm-straling op school. Departement Onderwijs en Vorming. Geraadpleegd op 29 april 2013 via http://www.klasse.be/leraren/files/2012/11/Verantwoord-omgaan-met-WiFi-en-gsm-straling-op-school_v2.pdf

Is wifi gezond? (2013, 13 februari). Klasse. Geraadpleegd op 29 april 2013 via http://www.klasse.be

Webkinderen: 'knowledgeable' of 'knowledge-able'?



 Webkinderen: 'knowledgeable' of 'knowledge-able'?



Net als Leslie Ampe, vond ook ik het interessant om de bijdragen van de medestudenten onder te brengen onder verschillende perspectieven. Daarbij viel het me op dat inderdaad vaak werd ingezoomd op concrete toepassingen van ICT in het onderwijs; tablets in de klas is daarbij duidelijk een populair onderwerp, maar ook het gebruik van games in het onderwijs of meer vakspecifieke tools (het chemisch lab, videoanalyse in de lessen lichamelijke opvoeding) werden vermeld.  Daarnaast ook algemenere tools die het onderwijs als instelling kunnen vergemakkelijken of versnellen, zoals het gechipt uniform, ICT voor leerlingen met een leerstoornis, flashcards, cloud computing enzovoort.   
Een tweede invalshoek die vaak behandeld werd, was zoals Leslie ook aangaf, het macroniveau van ICT in het onderwijs; moet het klassieke onderwijs en de rol van ICT daarbinnen hervormd worden en zo ja, wat zijn alternatieve mogelijkheden? Daarbij werden een aantal zeer tot de verbeelding sprekende initiatieven besproken (zoals de Steve Jobs-school), een aantal concrete toepassingen (zoals de flipped classroom), een aantal nobele toepassingen (zoals de Khan-academy) en een aantal erg reële verwezenlijkingen (zoals de MOOC-projecten).  
Een derde aanpak die vaak werd gekozen, was het bekijken van de ICT-ontwikkelingen door de bril van de leerlingen en die ‘generatie’ die het meest geconfronteerd zal worden met toekomstige ICT-ontwikkelingen: de iGeneration, de facebookgeneratie, de digitaal inheemse leerlingen enzoverder. Men liet daarbij dikwijls zijn licht schijnen op mogelijke gevaren voor deze generatie (technostress, Is draadloze technologie gezond?, …) en de mogelijke valkuilen van de alomtegenwoordigheid van ICT voor deze generatie (de gevaren van het internet, (de mythe van het) multitasken, het feit dat technologie een barrière kan vormen, …). 
Feit is dat het ons duidelijk allemaal wel bezighoudt: wat kan en zal ICT in de toekomst voor onze maatschappij en meer concreet voor ons onderwijs betekenen? En vooral, wat zal dat alles doen met ons en met onze leerlingen?

In haar artikel  ‘Webkinderen:relevant onderwijs in tijden van Wikipedia & Google’ (2012) beschrijft Sanne van der Beek verschillende visies op deze vraag. Ze vermeldt dat in het verleden al veel aandacht geschonken werd aan die zogenaamde nieuwe generatie; ‘generatie Z’, ‘generatie C’, ‘generatie Blah!’, ‘generatie Einstein’, ‘generatie Y’ zijn slechts enkele van de spraakmakende termen die ze aanhaalt. Misschien nogal kort door de bocht, besluit ze dat deze nieuwe generatie, de zogenaamde ‘webkinderen’, is opgegroeid met de computer en daardoor per definitie op een geheel andere wijze aankijkt op de huidige maatschappij. “Webkinderen als generatie, wiens normen en waarden voortvloeien uit de continue online aanwezigheid en die daarom een fundamenteel andere benadering van culturele systemen hebben.” Ze stelt zich daarbij de vraag hoe deze internetgeneratie staat tegenover het onderwijs en bespreekt een aantal visies op deze ‘problematiek’.
Een eerste naam die ze vermeldt is die van Michael Wesh, cultureel antropoloog, die pleit voor een vernieuwd, dynamischer onderwijssysteem, waarbij de nadruk verschuift van ‘knowledgeable’ naar ‘knowledge-able’ en van ‘meaning-seekers’ naar ‘meaning-makers’. Kennis is er volgens Wesh genoeg voorhanden, het is daarom de taak van de leraar om studenten op een juiste manier te leren omgaan met deze kennis, door hen te leren de juiste vragen te stellen, in plaats van zelf de juiste antwoorden te geven. 
Een tweede naam die aan bod komt in haar artikel (en die op deze blog ook al een aantal keer vermeld werd) is die van Ken Robinson. Ook hij pleit voor een hervorming. Een onderwijssysteem moet volgens Robinson organisch zijn en moet voornamelijk de creativiteit voeden. Het onderwijs moet dynamisch zijn en moet mensen leren zelfredzaam en kritisch te zijn, het moet leerlingen leren denken. (Ook hij heeft het in zijn theorieën over hoe multitasken onze generatie typeert - een fenomeen dat hier (terecht ?) al een aantal keer met een korreltje zout genomen werd.) 
Ten slotte vermeldt Sanne van der Beek John Hunter, een Amerikaanse leraar in het basisonderwijs. Volgens hem moet het onderwijs meer toegespitst zijn op probleemoplossend denken en op het ontwikkelen van een kritisch bewustzijn van de wereld. Concreet heeft hij dat toegepast door middel van de ‘World Peace Game’ (een voorbeeld van de gamification die op deze blog ook al werd besproken). Daarbij leren de leerlingen spelenderwijs hoe de verschillende maatschappijen en wereldmachten van deze wereld gestructureerd zijn   en hoe ze zich onderling (kunnen) verhouden tot elkaar. Het gaat om een fictieve wereld die dicht aansluit bij de onze en waarbij de leerlingen op kritische en constructieve manier moet leren oplossingen verzinnen voor een aantal wereldproblemen. Hunter geeft zelf aan dat het zijn bedoeling is de kinderen actief te leren nadenken opdat ze zo een ‘anti-autoritaire houding’ kweken die hen in staat stelt in de toekomst oplossingen voor maatschappelijke problemen te vinden, zonder daarbij te hoeven wachten op de oplossingen van ‘geijkte instituten’.

Eigen reflectie

Hoewel ik het een erg interessant artikel vond en ik de verschillende visies en toepassingen van Wesh, Robinson en Hunter heel boeiend vond, ben ik toch geneigd om een aantal zaken die van der Beek vermeldt, te nuanceren. Zo stel ik me (net als anderen op deze blog) een aantal vragen bij die zogenaamde generatie van webkinderen. Hoe van der Beek het voorstelt, zijn het bij wijze van spreken kinderen die alleen maar op, door en voor de computer leven en hierdoor fundamenteel anders in elkaar zitten dan alle vorige generaties. Zoals ze het zelf verwoordt - zij het met een kwinkslag: “Generatie Einstein, opgegroeid in gebroken gezinnen en vrije opvoedingen, welbekend met de computer, die deze vooral gebruikt voor sociale interactie zoals chatten, zelf publiceren en sharing. Generatie Y, creatief en intuïtief, geboren in tijden van hoogconjunctuur en dus behoorlijk verwend, op zoek naar verdieping en gemeenschap en wars van presetatiedrift en tomeloze ambitie”.  Dit soort uitspraken vind ik altijd een beetje schrikbarend en lijkt op een te gemakkelijke veralgemening.  Net in deze tijden van massacommunicatie, globalisering en toegankelijkheid tot allerlei soorten kennis, vind ik het een eng idee dat ‘onze generatie’ vooral gekenmerkt zou worden door het feit dat het deze middelen als doel gebruikt - en niet als middel. 
Ik ben het ermee eens dat het internet onze manier van kennisvergaring en -verwerking veranderd heeft en dat het onderwijs daarop moet inspelen, maar ik krijg soms het gevoel dat men te veel de nadruk legt op de nadelen en het verlies van traditie dat dat met zich meebrengt, in plaats van zich te concentreren op de voordelen en mogelijkheden die ermee gepaard gaan. 
Daarnaast vind ik dat dat soort uitspraken toont hoezeer onze generatie - en meer algemeen het aanpassingsvermogen en de flexibiliteit van de mens - onderschat wordt. De webkinderen (als er al zoiets bestaat) brengen het er niet beter of niet slechter vanaf dan andere generaties; omdat verschillende generaties simpelweg niet met elkaar vergeleken kunnen worden - daarvoor evolueert de maatschappij te snel. De problemen en obstakels die zich in de toekomst zullen voordoen, zullen hopelijk aangepakt worden en het zoeken naar oplossingen kan net vergemakkelijkt worden door het internet en de toegankelijkheid tot informatie - als daar uiteraard op een correcte manier mee wordt omgegaan.

En daar komt de rol van het onderwijs in dit hele proces aan bod. De vele berichten over de negatieve gevolgen van ICT-toepassingen in het onderwijs, toont dat we er duidelijk nog niet zijn. Zoals Marcel Kesselring in zijn artikel ‘Social media voor scholen in de 21e eeuw: het klavertje4model’ (2012) zegt: veel scholen (en het onderwijs in het algemeen) zitten in een overgangsfase, waarbij nog moet geobserveerd en geëxperimenteerd moet worden. 
Vandaar ook van der Beeks overzicht van verschillende mogelijkheden tot verbetering. Daarbij ben ik het over het algemeen eens met de globale boodschap van de drie besproken opties. We leren nu op een andere manier dan vroeger en kennis en informatie is nu eenmaal gemakkelijker voorhanden. Vandaar dat het er inderdaad op aankomt de leerlingen juist te leren omgaan met die kennis; ze ‘knowledge-able’ maken. Maar dat wil niet zeggen dat aan de kennisoverdracht zoals die in het klassiekere onderwijs gebeurt, geen aandacht meer geschonken mag worden. Een combinatie van beiden lijkt me dus aangewezen: leerlingen moet nog steeds kennis aangereikt worden, maar ze moeten meteen ook leren hoe die te verwerken en kritisch te benaderen. Je kan er niet simpelweg van uit gaan dat ze alle kennis en informatie uit Google en Wikipedia zullen halen (zoals Sanne van der Beek in de titel van haar artikel suggereert) omdat in de eerste plaats een correct denk- en referentiekader moet worden opgebouwd bij de leerlingen - en dat lukt niet door louter Wikipedia-websites af te schuimen. 
Tegelijkertijd vind ik het ook belangrijk dat er voldoende ruimte is voor ‘beweging’ in het onderwijs, zoals Ken Robinson zegt. Van der Beek verwoordt het als volgt: “[H]et gaat juist om het creëren van een beweging in educatie, waarbij mensen zelf leren hun oplossingen te ontwikkelen, maar met externe ondersteuning gebaseerd op hun persoonlijk curriculum. Alleen zo, gelooft Robinson, onderwijzen we onze kinderen voor de toekomst”. De kennis die aangereikt wordt, evolueert immers mee.  
De laatste toepassing die van der Beek bespreekt, vind ik een buitenbeentje. Ook hier draait het weer om de nieuwe generatie de vaardigheid van probleemoplossend denken aan te reiken en ze te leren kritisch zijn. De toepassing van Hunter lijkt me daarbij een leuke oefening; kinderen zullen inderdaad leren creatief om te gaan met problemen en zullen sneller andere standpunten verkennen. Ze zullen hopelijk ook geïnteresseerder zijn en kritischer leren omgaan met bepaalde aspecten van de maatschappij. Bovendien speelt het in op de actualiteit en wereldproblemen - een onderwerp dat naar mijn mening nog te veel wordt verwaarloosd binnen het (ASO-)onderwijs. Maar ook daar weer lijkt van der Beek zelf niet kritisch genoeg om te gaan met haar informatie. Zonder te nuanceren, besluit ze dat het spel zijn doeleinden verwezenlijkt, omdat je in een documentaire kan zien hoe negenjarigen “vol enthousiasme oorlog met elkaar voeren, watercrisissen bestrijden en vooral veel leren om verder te denken dan [hun] eigen vertrekpunt”. Ik vermoed dat een heleboel wereldproblemen al veel eerder opgelost waren geraakt, als dit spel echt zo revolutionair en doeltreffend was als ze het wil laten uitschijnen. Maar goed, het gaat hier niet om een wetenschappelijk artikel en van der Beek geeft louter haar visie op een aantal zaken die ze beschrijft. 

Om te besluiten: Er zit naar mijn mening zeker iets van waarheid achter de boodschap van de drie besproken visies; leer scholieren inderdaad op een correcte en kritische manier om te gaan met informatie, leer ze zelfredzaam te zijn en probleemoplossend te denken en leer ze mediawijsheid (emotionele intelligentie is ook van belang in de virtuele wereld!). Maar vergeet daarnaast ook een aantal andere zaken niet, zoals kennisoverdracht en het feit dat er eerst degelijke en juiste kennis aanwezig moet zijn vooraleer die op een goede manier verwerkt of aangewend kan worden. 

Bronnen:

Ahles, D. (2010). Sir Ken Robinson: huidige onderwijssysteem is ontworpen tijdens de Industriële Revolutie. http://www.dutchcowboys.nl/opleidingen/21082 
Geraadpleegd op 30/04/2013.

Kesselring, M. (2012). Social media voor scholen in de 21e eeuw: het klavertje4model.
Geraadpleegd op 30/04/2013.

Maertens, A. (2012). Hoe je jouw Emotionele Intelligentie Online kan inzetten. 
Geraadpleegd op 30/04/2013.

van der Beek, S. (2012). Webkinderen: relevant onderwijs in tijden van Wikipedia & Google. http://www.frankwatching.com/archive/2012/05/09/webkinderen-relevant-onderwijs-in-tijden-van-wikpedia-google/ 
Geraadpleegd op 30/04/2013.

website van de World Peace Game foundation. 
Geraadpleegd op 30/04/2013.