zaterdag 31 december 2011

Mindmapping: softwaretool of kleurstiften en papier?

In dit artikel wordt beschreven hoe het bedrijf Mindjet erin geslaagd is om met een mindmapping tool, niet alleen de verschillende verbanden aan te duiden, maar voornamelijk een toegankelijke werkruimte te creëren waar een groep mensen hun project samen kunnen uitwerken. In plaats van een bepaalde mindmap te presenteren op een whiteboard in verschillende departementen van een bedrijf en vervolgens de verschillende versies samen te laten plaatsen door iemand, deze dan via (bijvoorbeeld) Google Docs te delen met elkaar, reacties hierop geven via een Conference etc... De CEO, Scatt Raskin, vindt dat men op die manier veel te veel tijd verliest en het project bijgevolg minder efficiënt wordt uitgewerkt. Bij Mindjet bieden ze een manier aan om dit allemaal in één ruimte te vervatten, dewelke ook altijd en overal ter beschikking is (via een laptop, tablet, smartphone,...)
In groepsverband lijkt me dit best interessant, vooral als ik terugblik op het groepswerk voor dit vak, waarbij het er af en toe toch wat klungelig aan toe ging door gebruik te maken van Google docs én dropbox én pointcarréforum én emails én smsen ...
Ik heb dit artikel eerder gebruikt als aanzet voor 'mind mapping' in het algemeen. Zo ben ik nog wat op zoek gegaan naar andere mindmappingsoftware. Je kan via deze links (wikipedia en peterrussel blog) een hele lijst mogelijkheden bekijken.
Ik vond een blogpost (weliswaar wat gedateerd: 5 februari 2007) waarin er vol lof gesproken werd over mindmapping programma’s. Mind mapping in het onderwijs blijkt dus ook te worden gebruikt. Ik vind het concept van een mind map zeer intressant voor leerlingen om zo zelf hun leerstof beter te leren verwerken. Het zorgt er ook voor dat ze hun creatieve kant aan het werk zetten door met verschillende kleuren en tekeningen een mind map samen te stellen. Wanneer men dit echter gaat samenstellen aan de hand van een softwareprogramma, lijkt dit minder interessant. Ik denk dat je dan meer tijd steekt in het prutsen met de software dan te bedenken hoe je de mindmap in elkaar gaat steken. Uiteraard heb je op een blad papier niet de luxe om even wat zijtakjes te verplaatsen door een simpele muisklik, of je tekening te verkleinen als ze achteraf toch iets te veel plaats lijkt in te nemen... Het lijkt me interessanter voor leerkrachten om bijvoorbeeld een mindmap via software samen te stellen, vermits dit niet dient bij te dragen tot ons verwerkingsproces. Men kan het natuurlijk wel steeds integreren als toepassing en ze de opdracht geven om dit via mindmapsoftware te maken. Zoals Pamela reeds aanhaalde in haar post ’Vlaming verkiest papier boven e-boek’, vind ik dat er niets mis is met papier te verkiezen boven een softwaretool. Het is weldegelijk zo dat ICT heel bevordelijk kan zijn voor vele aspecten in leerlingen hun leerproces, maar bepaalde zaken moeten van mij echt geen e-vervanging krijgen. En jullie?
Bronnen:

ICT-integratie in Europese scholen

Het Eurydice Netwerk vergaart informatie omtrent het onderwijs in Europese landen. In het recentste onderzoek van 2011 word de focus gelegd op de mate waarin de evolutie in het ICT gebruik een impact heeft op de gebruikte onderwijsmethodes, leerinhouden en evaluatiemethodes. De resultaten zijn gebaseerd op onderzoeksgegevens uit de EU-lidstaten en Ijsland, Liechtenstein, Noorwegen en Turkije).

Er werd ondermeer onderzocht in welke mate computers en internet beschikbaar zijn, in hoeverre het computergebruik thuis gerelateerd is aan schoolopdrachten, hoe ICT gepromoot wordt om als onderwijsmiddel in te zetten, de aanwezigheid van ICT materiaal in scholen, in hoeverre de leerkrachten kunnen omgaan met de software en in welke mate ze hun vaardigheden hebben opgebouwd of trachten bij te scholen

  • Er is een stijging voor het aantal huishoudens met kinderen die toegang hebben tot een computer én internet. Deze stijging is zichtbaar voor ieder land, zo stijgt men in België van 75% in 2006 naar 87% in 2009.
  • Leerlingen maken vaker gebruik van een computer thuis dan op school. Het blijkt echter wel zo dat het gebruik van de computer thuis eerder dient als entertainment dan voor schoolgerelateerde activiteiten: 83% van de ondervraagde 15-jarigen gebruikt de computer thuis voor entertainment en ontspanning, slechts 46% doet dit om huiswerk op te lossen.
  • Bij wetenschapsvakken blijft dat 60% van de leerlingen nooit een computer moesten gebruiken van hun leerkracht om een natuurlijk fenomeen te bestuderen of de procedure van een experiment op te zoeken.
  • Uit PISA 2009 resultaten blijkt dat minstens 50% van de studenten in een school zitten waar men 1 computer per 2 leerlingen ter beschikking heeft. Ten opzichte van hun resultaten uit 2000 is dit enorm gestegen (1computer per 25 à 90 leerlingen).
  • Er wordt verwacht dat leerkrachten de nodige ICT vaardigheden opdoen bij hun eerste opleiding, maar er blijkt toch een probleem te zijn in het vinden van voldoende ICT-geletterde leerkrachten.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Bij een onderzoek vind ik het altijd wel wat ‘tricky’ om de opgegeven bevindingen zomaar te aanvaarden, vermits er vaak onderzoeksfouten aan bod komen. In dit onderzoek werden ook geregeld enkele landen niet betrokken bij een bepaalde hypothese, zoals België niet betrokken werd bij ‘meer computer thuis dan op school’. Daarnaast is het ook moeilijk om Europese landen te vergelijken op vlak van onderwijs, wegens de verschillende vormen.

Rekening houdend met de technologische vooruitgang en de toch wel merkbare achterstand in het onderwijs om hierop in te pikken, lijkt het me wel belangrijk om zo’n ‘één computer per twee leerlingen’- ratio na te streven. Als men in de leerplannen ICT als vakoverschrijdende eindtermen wenst te benadrukken, moeten de middelen wel degelijk aanwezig zijn om dit te kunnen verwezenlijken. Dit is inderdaad niet altijd even makkelijk, rekening houdend met het budget, de nodige ruimte en vakkennis.

Ik las in een onderzoek (OIVO, 2011) dat reeds 91% van de jongeren (tussen 10 en 17jaar) een gsm bezit. Op zich lijkt dit nog normaal, ervan uitgaand dat het hier niet om een gelijke verdeling gaat, met het kleinste aandeel bij de 10jarigen. Echter, 2 op 3 jongeren van 10 jaar bezit reeds een gsm, in vergelijking met 2009 is dit aandeel gestegen met 21%. Ik vind het echt absurd dat jongeren reeds in de basisschool een gsm op zak zouden hebben. Ok, de tijden veranderen, maar er moeten toch nog enkele grenzen getrokken worden. Waarvoor heeft men op zo’n jonge leeftijd een gsm nodig? Het lijkt me hoe dan ook overbodig. Zelfs 59% van de geïnterviewde jongeren geven toe dat ze hun gsm al eens in de klas gebruikt hebben. Moeten we hierover verbaasd zijn of het eerder beschouwen als een opportuniteit en trachten om het gsmgebruik te integreren in het klasgebeuren? Het lijkt me alvast een moeilijke opdracht om zo’n integratie goed te laten verlopen.
Er werden voor dit onderzoek 2862 kwantitatieve interviews afgenomen d.m.v. een schriftelijke vragenlijst bij franstalige en nederlandstalige leerlingen (10-17 jaar) van het lager en secundair onderwijs in heel België. Het onderzoek werd door OIVO afgenomen in de klas zelf in de periode oktober-december 2010 en januari 2011.

De bevinding over het computergebruik thuis, zijnde meer gerelateerd aan entertainment- dan schoolactiviteiten, vond ik niet echt verrassend vermits ik de toegang tot een computer voor jongeren wel interessant vind, maar het baart me enerzijds toch zorgen. Ik herinner me nog dat ik als klein meisje Miel monteur, Freddy Fish en Guus in Cyberstad speelde. Geweldig vond ik dat. Je oefende ludiek wat rekensommetjes, ging op avontuur, e.d. Als ik nu rondkijk in mijn familie zie ik kleine neefjes van 5 jaar reeds op vechtspelletjes spelen op de computer. Dat is al geen goed begin... Ik ken iemand die een gameverslaving heeft opgebouwd met een psychose tot gevolg, om niet te spreken over de sociale achterstand die dat teweegbrengt. (Misschien moet ik hiervoor best een nieuwe blogpost plaatsen, want ik begin wat af te wijken.)

Als toekomstige leerkracht denk ik dat ik nog veel aan zelfstudie zal moeten doen, opdat ik qua ICT-niveau op eenzelfde lijn zou staan als leerlingen uit het middelbaar. Het lijkt me niet meer dan normaal om van leerkrachten te verwachten dat ze toch een gemiddelde kennis hebben van de ICT mogelijkheden in plaats van slechts een basiskennis van de Officepakketten. Je kan inderdaad zeggen dat je voor je vak niet meer nodig hebt dan bijvoorbeeld Microsoft Word om je cursus te typen, maar de taak van de leerkracht gaat toch veel verder dan enkel het samenstellen van een leerkracht. Collega’s hadden het hier ook reeds aangehaald dat het ook belangrijk is om leerlingen te wijzen op het belang van privacy op het internet. Daarnaast zijn er zovele snufjes die zouden kunnen helpen bij het verwerkingsproces van de leerlingen en ik vind dat het aan de leerkracht is om je best te doen om dit ook aan je leerlingen te proberen over te brengen.

Key Data on Learning and Innovation through ICT at School in Europe 2011, Europese Commissie (2011) http://www.ond.vlaanderen.be/ict/onderzoek/files/Key_Data_ICT_in_Education_2011.pdf en http://www.ond.vlaanderen.be/ict/onderzoek/files/KD_ICT_Highlights.pdf
EU rapport over ICT integratie in Europese scholen http://www.edublogs.be/
OIVO, http://www.oivo.be/index.php?mode=document&id_doc=6228&lang=nl (pdf bestand: http://www.oivo-crioc.org/files/nl/6228nl.pdf)

dinsdag 27 december 2011

ICT vanaf de lagere school



In Finland leren de kinderen vanaf zeer jonge leeftijd al met ICT werken, dat is wat te zien is in de video. Die dag leren de 9-jarige leerlingen over vogels. Het eerste wat ze doen is brainstormen. Alles wat gezegd wordt, typt de lerares op de computer. Ze zoeken dan samen informatie op via internet. Dan gaan ze in de natuur op zoek naar vogels die ze kunnen observeren. Vervolgens maken ze individueel een tekening van een vogel die toegevoegd wordt aan de tekeningen van de leerlingen van andere jaren die op het schoolnetwerk staan. Ze moeten ook de informatie en observaties op de computer ingeven. Om nog beter vogels te kunnen identificeren projecteert de lerares afbeeldingen van vogels op een scherm. Hun huiswerk bestaat uit het observeren van een vogel die migreert en daar notities over te maken.

De onderwijsmethode van de lerares uit de video is gebaseerd op een studie van de universiteit van Helsinki. Het gaat hier om progressive thinking dat weergegeven is in het schema. De wetenschappers geloven dat ze zo aan een “deeper kind of thinking” geraken en dat ze dan ook beter voorbereid zijn op de samenleving.

De vastgestelde voordelen zijn:
- er is geen les voorzien voor ICT want die wordt constant gebruikt in de klas;
- de leerlingen zijn er zich niet van bewust dat ze ICT gebruiken wat een natuurlijker gebruik bevordert;
- de leerlingen leren kritischer omgaan met de informatie die ze vinden;
- de leerlingen leren samenwerken en elkaar helpen;
- de rol van de leerkracht verandert: hij is niet meer de ‘alwetende’ leerkracht, maar hij wordt een moderator die de kinderen in de goeie richting stuurt;
- zoals de lerares zegt, gaat het om progressif learning. Daarmee wordt bedoeld dat leren een proces is. De computer kan dat weergeven, wat de situering van de leerlingen in dat proces vergemakkelijkt voor de leerkracht.



Ik vind deze video heel interessant voor verschillende redenen. Eerst en vooral is er geen ontsnappen aan de evolutie die de verschillende technologieën kennen. Daarom is het volgens mij belangrijk om leerlingen van jongs af aan te leren omgaan met ICT. Weliswaar verandert die heel snel en zijn de leerkrachten soms zelf niet mee, maar het is belangrijk dat jongeren een positieve attitude blijven behouden tegenover technologie, omdat die zo aanwezig is in onze cultuur en dat waarschijnlijk steeds meer zal zijn in onze toekomstige samenleving.

Leerkrachten die niet met nieuwe technologie willen werken, zijn volgens mij bang om de controle over hun klas te verliezen. Maar de leerlingen zijn verandert en kennen meer stimuli dan ooit te voren dus je moet ze als leerkracht ook op al die vlakken kunnen en willen stimuleren. Dat is ook wat gebeurt in de video. De leerlingen gaan op uitstap, ze werken op de computer, ze tekenen, etc. Daarom vind ik dat leerlingen van het secundair onderwijs ook op verscheidene manieren gemotiveerd moeten worden. Leerlingen willen geen ‘alwetende’ leerkracht meer: wat ze niet weten zoeken ze op zonder dat de leerkracht er ergens voor tussenkomt. De leerkracht moet dus aanvaarden dat hij of zij een nieuwe rol toegeschreven heeft gekregen, namelijk die van wegwijzer. Daarmee bedoel ik dat hij ze moet helpen om informatie te selecteren en om kritisch na te denken over wat ze vinden aangezien niet alles altijd even betrouwbaar is.

Een belangrijk aspect dat in het filmpje wordt weergeven, is dat er maar negen computers zijn voor een vijftiental leerlingen. Dat betekent dat de verhouding niet één leerling – één computer is, waardoor ze moeten overeenkomen over wie de computer wanneer mag gebruiken. Dat is volgens mij ook positief omdat ICT niet centraal mag staan in de les. ICT moet een medium zijn om de les interactiever en interessanter te maken.



zaterdag 24 december 2011

Leerkrachten met leerlingen als Facebook-vriend


Bij het lezen van een korte artikel genaamd “Gezocht leerkrachten met leerlingen als facebook vriend.” In Het Belang van Limburg ( http://www.hbvl.be/nieuws/extra/aid1099524/gezocht-leerkrachten-met-leerlingen-als-facebook-vriend.aspx ) , ben ik wat meer gaan opzoeken en reflecteren omtrent dit thema. Zo ben ik de volgende bronnen tegengekomen.

Hieronder volgt een korte samenvatting:

·         Een derde van de leerkrachten om bewust niét aanwezig te zijn op sociale netwerken.
·         Leerkrachten vragen om meer duidelijkheid omtrent het gebruik van Facebook in het onderwijs.
·         Hoe actiever en opener de leerkracht is op sociale netwerken, hoe minder hij geïnteresseerd is in regelgeving.
·         In de groep waar leerkrachten leerlingen toevoegen als “vriend”, vindt 19% van de ondervraagden dat er een regelgeving moet komen.
·         80% van de leerkrachten voegt echter nooit een leerling toe als contact. In deze groep vindt 40% van de leerkrachten dat er regelgeving moet komen.
·         In één op tien Vlaamse scholen zijn er afspraken over sociale netwerken. In scholen waar er afspraken zijn rond sociale netwerken voegt 11% van de leerkrachten leerlingen toe als contact, waar dat in scholen waar geen afspraken zijn nog 21% is.
·         naarmate de studenten ouder worden, de openheid op sociale netwerken en het gebruik ervan vergroot. 16% van de leerkrachten in het lager onderwijs voegt leerlingen toe als contact. 40% van de docenten in het hoger onderwijs heeft studenten in z’n contactenlijst.
·         De meerderheid van de leerkrachten geeft aan een educatief nut te zien in sociale netwerken. 

Reflectie

Ik ben het ook volledig mee eens dat Facebook en andere sociale netwerken inderdaad educatief nuttig kunnen zijn. De drempel voor het gebruik bij de leerlingen/studenten is enorm laag, en dat is een van de voordelen dat het met zich meebrengt. Men zit er meestal een paar keer op een dag op, zonder daarbij stil te staan. Dus, waarom deze niet gebruiken?

Maar technologie verandert supersnel en vaak is de levenscyclus slechts enkele jaren. Sociale netwerksites komen en gaan nog meer dan dat we denken. Omdat zulke sites populair worden omdat veel van hun contacten erop zitten. Van het moment dat deze er niet meer op gaan en kiezen voor een andere site, dan verlaat je je profiel ook en sluit je je aan bij de nieuwe sociaal netwerk. In mijn 22jarig bestaan heb ik al netlog, myspace, msn, etc zien passeren. Is het dan wel nuttig en zinnig om een educatief systeem op te bouwen rond een eendagsvlieg in de wereld van sociale netwerken? Of is het beter om te kiezen voor de in het onderwijs voorziene communicatienetwerken zoals smartschool? Hier is alles duidelijk. Zolang je op school zit, gebruik je dit medium. Geen populariteit nodig.

Toch is dit niet echt het onderwerp dat voor terughoudendheid zorgt. Het enige punt waar men volgens mij over struikelt is PRIVACY, dit bewuster door leerkrachten dan door leerlingen. Waar trekt men de grens in de leerling-leerkracht-relatie? Hoever mag en wil je als leerkracht gaan in het delen van foto’s (met vrienden en familie), notities, gedachten in comments and statussen, etc? Vandaar dat het ook begrijpelijk en logisch is dat een grote meerderheid van leerkrachten meer duidelijkheid vraagt omtrent het gebruik van Facebook in het onderwijs.

Tegenwoordig zijn er genoeg privacy-instellingen op Facebook die je kunt gebruiken om je privacy te beschermen, verder zijn er ook bepaalde maatregelen die je kan nemen om op Facebook te communiceren zonder vrienden te zijn. Bijvoorbeeld het vormen van een groep of het aanmaken van een page etc.
Zoals je ziet, er bestaat altijd wel een oplossing. En dit heeft me verder aan het denken gezet. Ik kwam tot de volgende conclusie. Zijn we als leerkrachten en maatschappij klaar om naar een vorm van onderwijs te gaan dat niet gekoppeld is aan handboeken en schriften? Het is niet meer zoals vroeger, leerkrachten beschikken over veel meer dan alleen een boek. Men moet er dus ook gebruik van maken en er mee kunnen omgaan. Is men er bijgevolg klaar voor om uit de comfort-zone te komen en innoverend te werk te gaan?

Tijdens deze reflectie dacht ik aan het volgende: als leerkracht ben je natuurlijk niet enkel verantwoordelijk voor kennisoverdracht, maar je hebt ook pedagogische doeleinden. In dat kader vind ik dat leerkrachten de leerlingen ook moeten laten zien wie men echt zijn. Naast de person die van voor in de klas de les komt spellen. We zijn ten slotte allemaal mensen en we maken allemaal fouten, al geven we deze laatste meestal niet graag toe. En sommige daarvan kunnen gepost worden op Facebook. Meestal gaat het hier over beschamende foto’s in dronken toestand, genante foto’s met manlief, of zelfs sommige statussen en comments etc. Maar is het zo’n groot probleem dat de leerlingen dit zien? Of dat ze weten dat hun leerkrachten niet perfect zijn en daardoor ook maar menselijk zijn?
Ik geloof in het volgende: Op het einde van de dag is het niet wat ze zien, horen en/of lezen, via welk medium dan ook, het meest belangrijke. Nee, het belangrijkste is de manier waarop we ermee omgaan. Niet alleen kunnen wij dit meegeven, wij kunnen dit ook leren van de leerlingen.

Is leerkracht zijn een beroep of een manier van leven en zorgen voor de medemensen en de maatschappij? Ik kies voor het laatste, wat kiest u?

Stemkastjes in je les: meerwaarde of niet?

Ik heb voor dit artikel gekozen omdat we in de lessen zelf in contact zijn gekomen met deze technologische snufjes. Dit was de eerste keer dat ik dergelijk materiaal gebruikte. Daarom wilde ik hier wat dieper op ingaan.

In het onderwijs maakt men steeds meer gebruik van het digitale stemmen. De opzet is om leerlingen meer te betrekken in de les. Men kan dit op allerlei manieren gebruiken, en kan zowel anoniem als op naam stemmen. Dit laatste kan gebruikt worden bij onder andere gedigitaliseerde toetsen. Een heleboel mogelijkheden dus.

Om het artikel kritisch te bespreken, is het noodzakelijk om de positieve en negatieve punten naast elkaar te leggen.

De positieve punten bij dit artikel zijn:

- Betrokkenheid: dit is het grootste pro-argument. Bij het gebruik van deze stemkastjes, ga je ALLE leerlingen betrekken bij de les. Iedereen kan een antwoord geven op een vraag van de leerling. Bij het gewone lesgeven kunnen alleen de leerlingen die hun vinger opsteken de vraag beantwoorden. Hierdoor wordt dus de mening van elke leerling gevraagd, en is elke leerling genoodzaakt om over de vraag na te denken.

- Directe feedback: na het stemmen kan er onmiddellijk een resultaat weergegeven worden. Dit geeft de leerkracht de mogelijkheid om hier direct op in te gaan. Ook kunnen de leerlingen hierbij onderling in discussie treden.

- Verhoogde interactie: dit hangt ook deels af van de wijze waarop de stemkastjes worden ingezet. De leerlingen kunnen hun eigen keuze maken en hierdoor dus een standpunt innemen. Dit kunnen ze vervolgens klassikaal gaan verdedigen tov. leerlingen met een ander standpunt.

- Leerrendement: leerlingen gaan actiever en intensiever met de leerstof bezig zijn.

- Tijd: enerzijds zal er tijdsverlies optreden op korte termijn, wanneer de leerkracht de toetsen moet digitaliseren ed. Anderzijds treedt er op lange termijn tijdswinst op, omdat het nakijken (van bv. gedigitaliseerde toetsen) automatisch wordt gedaan. Als men hier het jaar erop mee verderwerkt, is er tevens minder voorbereiding nodig, daar het gemaakte materiaal opnieuw gebruikt wordt.

Vervolgens worden de negatieve punten op een rij gezet. Hierbij ben ik zelf ook kritisch gaan nadenken over nadelen, die niet in het artikel werden teruggevonden.

- Motivatie: als de leerkracht in elke les over alles gaat laten stemmen, gaat de motivatie verdwijnen. Het is dus noodzakelijk om deze technologische manier van lesgeven te gaan combineren met andere werkvormen. Zo zal er afwisseling ontstaan en zal motivatie minder snel verdwijnen.

- Kosten: zoals reeds besproken in het artikel van een medestudent, lopen de kosten voor deze snufjes snel hoog op. Wanneer een school wil investeren in dergelijke stemkastjes, zullen ze toch een groot bedrag moeten neertellen (20-60 dollar/stemkastje).

- Vandalisme: de vraag is, zullen dergelijke "speeltjes" met respect behandeld worden door de leerlingen. Een oplossing voor dit probleem is om elk stemkastje te gaan koppelen met een welbepaalde leerling, zodat deze leerling een heel jaar lang hetzelfde stemkastje gebruikt (bv. door middel van een bepaalde code die bij een bepaalde leerling hoort).

- Verdwijnen van stemkastjes (zie diefstal): dit kan op dezelfde manier opgelost worden als vandalisme. Elke leerling krijgt een stemkastje met een bepaalde code, die hij/zij het hele jaar mag gebruiken.

Wanneer een school dit systeem wilt gaan gebruiken, dient ze op basis van bovenstaande puntjes zelf een afweging te gaan maken. Wegen de negatieve punten te zwaar door tov. de positieve, of omgekeerd? Deze rekening zal elke school voor zich moeten maken.


Bron artikel :

--> 1 november 2011


Cloud computing: The easy way out?



Vele van de zorgen in het onderwijs met betrekking tot ICT gaan over de veranderingen en de moeilijkheid hiervan. Daarom stelt men cloud computing voor.


Cloud computing is een ICT-ontwikkeling waarmee alle functionaliteiten en gegevens die gebruikt worden beschikbaar worden gemaakt via de internetbrowser. Dit zorgt dat de technische kennis niet meer vanuit de scholen moet komen en ze zich dan ook geen zorgen moeten maken over een beheerder van het hele netwerk aan te stellen. Het voordeel hier is dat er wat kopzorgen verdwijnen en dat er meer tijd en geld in andere zaken gestoken kan worden.


Het concept van cloud computing is niet nieuw, denk aan smartschool, maar het aanbod groeit zeer snel. Het gaat over verschillende diensten relevant voor het onderwijs zoals leerlingvolgsysteem, administratie, communicatie en bestandenopslag voor samenwerkende groepen van mensen.  Ze helpen ook bij het gebruik van digitaal leermateriaal en digitale schoolborden.


“Clouddiensten zijn ‘any time, any place’ beschikbaar op ‘any device’. Daarmee zijn ze een belangrijke voorziening voor plaats- en tijdonafhankelijk leren.”

Bekijk zeker ook het filmpje bij dit artikel:
http://www.youtube.com/watch?v=WPmsWD7C0mo&feature=player_embedded

Voordelen:
-minder investeringen in apparatuur en software
-minder kennis nodig ICT
-plaatsonafhankelijk werken
-samenwerken een bestanden
- eventueel gratis voor onderwijs
-grote opslagcapaciteit

Nadelen:
-standaarddiensten, geen maatwerk mogelijk.
-privacy
-samenwerking nodig tussen verschillende clouddiensten.

Cloud computing biedt vele mogelijkheden voor scholen met een lage kennis van ICT en die weinig in ICT willen investeren. De scholen die hiervan gebruik maken zijn echter enorm afhankelijk van de clouddiensten en kunnen amper personaliseren. Het zijn enkel standaardprogramma’s die niet specifiek aangepast kunnen worden aan de noden en behoeften van de school en leerlingen.
Wel een goed vertrekpunt voor een school die net begint of denkt aan een ICT-uitbreiding.
Bron:

http://www.cloudcamper.be/onderwijs


Gewoon speciaal ICT



[KENNISNET, SURFNET. Technology Scouting RFID in het onderwijs. 2009, 37 p.]
Het thema waar het in dit bericht over gaat is het gebruik van ICT in het speciaal onderwijs. Het rapport waarnaar ik verwijs is een publicatie van 2009 maar omdat in 2011 ook een congres rond dit thema werd georganiseerd en omdat deze invalshoek nog ontbreekt bij de overige berichten, denk ik dat de relevantie hiervan wel ingezien kan worden.

Vaak beperken we onze inzicht bij het gebruik van ICT in het onderwijs tot de klassieke onderwijssystemen. Belangrijk is ook om in te zien dat ook in het bijzonder/speciaal onderwijs ICT zijn intrede doet en een grote invloed kan uitoefenen op de leerprocessen van dergelijke leerlingen met een beperking.

In Nederland zijn dergelijke iniatieven waarbij men het gebruik van ICT in het speciaal onderwijs wil stimuleren zeker niet onbekend. Al een aantal jaar ondersteunt Kennisnet ambassadeursnetwerken in het speciaal onderwijs. Met als motto “Gewoon waar het kan, Speciaal waar nodig” is er met ondersteuning van Kennisnet en IPON in 2011 een conferentie georganiseerd. Na het succes van het congres ‘Gewoon speciaal ICT’ in 2011 zal er ook in 2012 weer dergelijk congres plaatsvinden. ‘Gewoon speciaal ICT’ is een speciale conferentie waar professionals uit het onderwijs kunnen leren van experts uit het veld en kunnen zien wat de laatste ontwikkelingen zijn op het gebied van ICT en passend onderwijs.


Om het gebruik van ICT in het speciaal onderwijs wat concreter te maken haal ik een rapport aan omtrent het gebruik van RFID in het speciaal onderwijs.
(Dit rapport is te downloaden via de link http://speciaalonderwijs.kennisnet.nl/video/rfid, rechts onder de titel ‘links’: download het rapport.)

Dit rapport onderzoekt de toepassingen mogelijk voor het gebruik van RFID in het onderwijs.
Maar wat is RFID of Radio Frequency Identification nu eigenlijk? Simpel gezegd is het een digitale versie van de streepjescodes die we in de winkels op producten zien.

We zien dat met RFID tags bijvoorbeeld ieder object in het klaslokaal als interface kunnen dienen om met ICT te werken zonder dat daarbij aan de standaard muis/toetsenbord moet worden gedacht. Voorlopig zien we RFID al terug bij betalingssystemen, bibliotheken en andere openbare diensten dus waarom ook niet in het onderwijs?
Een voorbeeld van RFID voor educatieve doeleinden is de RFID Learning Table. Hiermee kunnen tags gekoppeld kunnen worden aan het afspelen van media zoals afbeeldingen, video, audio of powerpoint presentaties. Het voordeel schuilt hier in het feit dat voor het afspelen van educatieve media er geen muis of toetsenbord nodig is, maar met ieder object waar een RFID tag op zit kan dit worden gedaan. Vooral bij leerlingen met bepaalde leerproblemen ziet de school dat het gemak waarmee de computer met RFID gericht gebruikt kan worden een bijdrage levert aan het leerproces. Ook het feit dat ze dit zelfstandig kunnen doen zonder hulp van anderen, ziet de school als een pluspunt. Daarnaast zien ze kleine verbeteringen bij sommige leerlingen op het gebied van concentratie, motivatie, geheugen en meer assertief gedrag. Een voorbeeld van een toepassing voor de nog jongere leerlingen is ‘Lego Mindstorms’. Dit is een bekende educatieve toepassing van Lego, waarbij kinderen met behulp van programmeerbare Lego blokjes en allerlei sensoren leuke en innovatieve toepassingen kunnen maken. Lego Mindstorms is ontstaan uit het idee van het constructivisme waarbij het zelfstandige leerproces van de leerling en zelfontdekkend leren belangrijk zijn.


Een praktijkvoorbeeld laat de toepassing hiervan binnen het onderwijs zien. Bartiméus is een instelling die onder andere onderwijs verzorgt voor blinde, slechtziende en meervoudig (visueel) beperkte leerlingen.  Onderstaand filmpje in de link laat zien hoe RFID technologie ingezet in het onderwijs kan worden en wat de meerwaarde hiervan is voor de leerlingen.

Het voorbeeld uit het filmpje komt dus vanuit een toepassing door Bartimeus. Dit project had als doel om de mogelijkheden van de RFID-technologie voor het onderwijs aan visueel beperkten te verkennen en bruikbare toepassingen te implementeren in het onderwijs.

Dankzij het RFID zijn er didactische werkvormen voor visueel beperkte leerlingen. Zo kunnen er 3D modellen kunnen worden voorzien van RFID-chips. De leerlingen kunnen de chips scannen met een RFID-lezer, al dan niet verbonden met de computer. De feedback kan zowel audio, elektronisch braille en/of tekst zijn.

Ook diverse biologiemodellen zijn interactiever gemaakt d.m.v. de RFID-technologie. Dit is gedaan door de gebrailleerde herkenningspunten te vervangen door voelbare RFID-chips. Door een RFID-pen voor een chip te houden kan de bijbehorende tekst nu worden uitgesproken.
Het kan ook dienen bij ondersteuning met geheugenproblemen. Een slechtziende leerling met een licht verstandelijke beperking heeft bijvoorbeeld moeite met het onthouden van namen die bij gezichten horen. Haar leerkracht heeft een fotokaart gemaakt met alle personen waar ze mee te maken heeft. Als de leerling iemand wil benoemen in een conversatie dan pakte ze de fotokaart en wees ze vervolgens de persoon aan. Haar gesprekspartner noemde dan meestal de naam die ze aanwees. Ook gebruiken ze RFID in het kader van mediawijsheid en in het rapport zijn nog talloze voorbeelden van de toepassing van RFID in het speciaal onderwijs terug te vinden. Ik denk nu dat de mogelijkheden hiervan wel duidelijk genoeg zijn.


Als conclusie zien we dat de ontwikkelingen op het gebied van RFID en onderwijs steeds meer op gang komen. De belangrijkste kracht van RFID is het kunnen functioneren als een soort brug tussen de fysieke omgeving van bijvoorbeeld een lokaal en de virtuele omgeving van de computer.Steeds meer toepassingen zijn gericht op het onderwijs en kunnen eenvoudig en laagdrempelig toegepast worden.

Maar natuurlijk zijn er niet enkel voordelen aan verbonden. RFID in het onderwijs vereist zware investeringen maar deze worden wel vaker in het speciaal onderwijs gedaan en zijn vaak ook wel nodig. Een ander nadeel is dat er altijd een internetverbinding vereist is, wat mogelijk niet altijd op elke plek aanwezig is. Ook zijn er nog weinig concrete voorbeelden, behalve van Bartimeus, beschikbaar waar RFID ook daadwerkelijk in de onderwijspraktijk is toegepast. Ook privacyproblematiek in relatie tot RFID worden al lange tijd met elkaar in verbinding gebracht. Vragen zoals 'wat gebeurt er met onze gegevens?’ duiken veel op. Dit zijn allemaal legitieme vragen die rondom deze technologie belangrijk zijn. Maar hoewel het privacyvraagstuk wel relevant is, is het binnen deze invalshoek van het gebruik binnen het speciaal onderwijs niet meteen een doorwegende negatieve factor.

Al bij al zien we dat niet enkel herkenbare informatietechnologie maar ook ingebedde technologie zoals we net zagen het mogelijk maakt om van elk fysiek object een informatietechnologie te maken, zonder dat we zelfs beseffen dat het hier over technologie gaat. Onderstaand citaat toont aan dat technologie steeds meer en meer onderdeel uitmaakt van ons dagelijks leven.


“The most profound technologies are those that disappear. They weave themselves into the fabric of everyday life until they are indistinguishable from it”.- Mark Weiser 


Bronnen:
http://www.ipon.nl/gewoon-speciaal


vrijdag 23 december 2011

Minister Lieten steunt projecten dichten digitale kloof



Minister Lieten steunt projecten dichten digitale kloof










Bronnen

'Lieten trekt geld uit voor Mediawijsheid' Artikel uit De Morgen van 19 december 2012
Via Mediaargus: http://academic.mediargus.be/pg/article/download?format=HTML&mediargus_id=44457854


'Lieten steunt projecten "Mediawijsheid"' van De Tijd (18 december) te raadplegen via http://www.tijd.be/nieuws/politiek_economie_belgie/Lieten_steunt_projecten_mediawijsheid.9139406-3137.art?ckc=1


De officiële persmededeling



Vlaams Minister van Media Ingrid Lieten (sp.a) heeft bekendgemaakt zes projecten te zullen steunen die 'mediawijsheid' bevorderen. In totaal zal zij een budget van € 650 000 spenderen aan zes projecten. Hiermee wil de minister vaardigheden laten ontwikkelen om kritisch en bewust om te gaan met media. Minister Lieten stelt dat er een hoge nood is om mensen te leren omgaan met de steeds snellere digitalisering van de maatschappij. Deze zes projecten zullen bijdragen aan het dichten van de digitale kloof in onze samenleving.


Een eerste project is VZW Educentrum, bekend van o.a. klascement.net. Dit project wil zijn subsidie spenderen aan het creëren van een centraal portaal waarbij alle informatie rond mediawijsheid gebundeld wordt. Het opleidingsplatform zal de naam NetwerkM.be krijgen.
Daarnaast wil vzw Educentrum meewerken aan het vormen van 'wijze mediaklassen'. Klassen uit het lager onderwijs en de eerste graad secundair onderwijs zullen de kans krijgen om via creatieve workshops een kritische houding aan te nemen t.o.v. media.


Een tweede project is VZW Linc. Dit project zal een opleiding voor mediacoachen realiseren. Hierbij richten ze zich specifiek op het hervormen van leerkrachten, biblioteekpersoneel en begeleiders van jongeren (12 tot 16 jaar). Deze opleiding wil professionelen helpen een aanspreekpunt over mediagebruik te worden binnen het eigen werkveld.


Ten derde hebben we de VZW Link in de kabel. Dit project richt zich op jongeren met diverse achtergronden (allochtonen, jongeren met een verstandelijke handicap, jongeren met gedragsproblemen). Mediakennis en -vaardigheden worden hier gebruikt als wapen tegen (kans)armoede. Aan de hand van online leerplatformen, digitale handboeken, proeflabs, enz. wil dit project sociale vooruitgang bij deze jongeren bevorderen.


Als vierde project koos Minister Lieten VZW Mentor. Deze VZW werkt met mensen met een verstandelijk of auditieve beperking en senioren. Dit project wil deze doelgroep digitaal mobiel maken, hen bewust maken van de voordelen én risico's van de digitale wereld en hun creativiteit bevorderen via ICT. Daarnaast willen zij ook hun subsidie spenderen aan het trainen van nieuwe mentors voor deze doelgroep. Hun doel is de zelfredzaamheid van deze doelgroep te bevorderen.

Een leuk voorbeeld van de werking van deze vzw is

http://www.youtube.com/watch?v=Sd1ooCjiYDY&list=UUfwIGRh8UsuhC3O8xmaLiGA&index=1&feature=plcp
Dit filmpje is een hulpmiddel voor doven en slechthorende. Tip voor de ongeduldige kijker: vanaf 3:33 wordt het leuk.



Het vijfde project is VZW SPK. Deze VZW wil met zijn project Digidak mensen (voornamelijk uit risicogroepen) laten kennismaken met media en hen e-competenties laten verwerven. Zij willen dit realiseren door laagdrempelige openbare computerlokalen op te richten die ingebed zijn in bestaande buurtorganisaties. Door het gebruik van deze media willen ze digitale uitsluiting voorkomen en tegengaan.


Tenslotte zal Minister Lieten subsidies geven aan VZW Tonuso. Dit project wil enerzijds een vormingsaanbod creëren voor medewerkers van Bijzondere Jeugdzorg. Na de opleiding kunnen zij op hun beurt hun kennis en vaardigheden delen met collega's, hun cliënten en hun gezinnen. Anderzijds wil dit project een online platform oprichten ( www.e-hulpvlaanderen.be ). Dit platform zal een overzicht vormen van alle betrokken organisaties, een uitwisseling van documentatie en een mogelijkheid tot discussie en overleg.


Ik vind het een zeer positieve tendens dat de Vlaamse politiek budget vrijmaakt voor dergelijke projecten. Elk van deze projecten vormt een belangrijke bijdrage aan het dichten van de digitale kloof. De train-the-trainerprojecten bieden grote mogelijkheden om kennis en vaardigheden over grote groepen te laten verspreiden. Het oprichten van portaalsites biedt steeds meer mensen de kans om nieuwe informatie te raadplegen, met elkaar te overleggen en dankzij discussie tot nieuwe inzichten en oplossingen te komen. Ik vind het zeer positief dat er aandacht wordt besteed aan risicogroepen en dat deze via laagdrempelige activiteiten worden bereikt. Dat deze mensen worden bereikt via lokale organisaties zoals buurthuizen, jeugdwerkers, bibliotheken, etc., doet volgens mij de slaagkansen sterk stijgen.
Digitale vaardigheden en kennis worden steeds belangrijker in onze samenleving. E-competenties bepalen onze kansen op de arbeidsmarkt, de beleving van onze cultuur en onze sociale banden (facebook, twitter, ...). Hoewel sommigen deze keuze van Minister Lieten bestempelen als Sinterklaaspolitiek of geldmorsen in tijden van budgetaire crises (cfr. http://www.tijd.be/reactie/9139406-3137-0), moeten deze maatregelen volgens mij gezien worden als een preventieve actie tegen werkloosheid, afkeringheid t.o.v. ICT en de desintegratie van bepaalde groepen.


Meer informatie op:










donderdag 22 december 2011

Voor wanneer is het tijdperk van Open source in het onderwijs ?

Dit artikel gaat over Vlaams parlementslid Ludo Sannen (sp.a) die vroeg om in de parlementscomissie het gebruik van open source software in het Vlaamse onderwijs te bespreken. Het werd afgewezen door commissievoorzitter Bouckaert wegens "niet geschikt voor een gedegen discussie in de commissie".

Het is niet te geloven dat zo een vraag werd afgewezen. Open source software heeft heel veel voordelen te bieden, onder andere:
  • Gratis
  • Geen beperkingen
  • Flexibilteit
  • Aanpasbaarheid
Het Vlaamse onderwijs zou er alle baat bij hebben om open source software te gebruiken.
Daarboven zou het gebruik van open source software bijdragen tot een beter onderwijs dat gericht is op gelijke kansen, welke de doelstellingen zijn van Pascal Smet, minister van Onderwijs. Vele leerlingen hebben geen Microsoft Office thuis omdat de ouders het niet kunnen betalen. Het is vaak een probleem omdat ze op school worden opgeleid om Microsoft Office te kunnen gebruiken en niets anders. Die kunnen dan thuis niet degelijk hun open source software gebruiken. Uit ervaring weten ze zelfs niet waar ze de filename extension kunnen veranderen. Dit zorgt voor vele problemen bvb. de leerlingen maken een presentatie thuis voor een vak en op de dag van de presentatie kunnen ze het niet gebruiken omdat de computers op school alleen maar beschikken over Microsoft Office.

Men wil allerlei besparingen maken, maar een mogelijkheid om dit te doen wordt niet benut. Dit zou willen zeggen dat men in tijden van besparingen meer geld zou uitgeven en tegelijkertijd minder gelijke kansen zou creëren in het onderwijs.



Bron: http://datanews.knack.be/ict/nieuws/nieuwsoverzicht/2011/03/08/open-source-met-geen-stokken-in-het-parlement-te-krijgen/article-1194964778670.htm?utm_source=twitterfeed&utm_medium=twitter

Twitter in concreet project

Leuk artikeltje over het gebruik van Twitter bij een concrete opdracht:

http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=003J5H28

Het artikel geeft een idee van hoe Twitter kan ingeschakeld worden als informatiebron bij het werken aan een opdracht in de klas.
Meteen biedt het voor de leerlingen een andere kijk op dit medium: dat het niet enkel een leuke manier is om mekaar berichten te sturen in de privé-sfeer, maar dat het ook kan gebruikt worden als bron van informatie over allerlei - ook "serieuze" - onderwerpen. En dat het met dit doel voor ogen ook systematisch kan worden ingezet zodat ze het ontdekken als een alternatief voor een klassieke search engine.
Bovendien laat het de leerling kennis maken met een internationale omgeving van kennisvergaring en oefent het de talenkennis. Ben wel overtuigd.